2 - Bewustzijn en Ademhaling

Bewustzijn en ademhaling
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Jeugd Eerste HulpBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Bewustzijn en ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

Oeffelt - zaterdag is er een ongeluk gebeurd op de kerkstraat.
Een jongen van 11 jaar fietste met twee vriendjes naar huis na een voetbalwedstrijd toen hij met een auto in botsing kwam.
De jongen viel van zijn fiets en kwam ongelukkig terecht.
Hij was korte tijd bewusteloos en is ter controle naar het ziekenhuis gebracht.

Slide 2 - Tekstslide

VEL MET BOTTEN?
Ons lichaam bestaat niet alleen 
uit huid, botten en bloed.
Het bestaat ook uit organen 
die met elkaar in verbinding 
staan en die ervoor zorgen dat 
ons lichaam kan leven.
Elk orgaan heeft een bijzondere taak.

Slide 3 - Tekstslide

VEL MET BOTTEN?
Je belangrijkste organen zijn:
  Hart         Longen            Hersenen

Slide 4 - Tekstslide

HERSENEN & ZENUWEN
Je zenuwen reageren op informatie
van binnen en buiten je lichaam. 
Met de zenuwen in de huid kan je
voelen bijvoorbeeld of iets warm 
is. En als je honger hebt geven 
je zenuwen een seintje aan je hersenen honger!

Slide 5 - Tekstslide

Alle zenuwen komen bij elkaar in één
grote kabel met ruggemerg.
Door deze grote kabel gaan de 
berichten naar de hersenen
De hersenen verwerken de informatie 
en zorgen ervoor dat je daarna goed 
kan reageren.

Slide 6 - Tekstslide

Je krijgt informatie van binnen uit.
Wat verteld je maag als het bijna tijd is om te eten?
A
Warm
B
Honger

Slide 7 - Quizvraag

Schrijf twee voorbeelden op van prikkels van buitenaf.

Slide 8 - Open vraag

STOORNISSEN IN HET BEWUSTZIJN
BEWUSTELOOS
Je hebt het vast wel eens gezien in een film of op tv, iemand krijgt een klap en valt hard op de grond. Daarna blijft hij stil op de grond liggen. Hij reageert niet op vragen van mensen die om hem heen staan.
HIJ IS BEWUSTELOOS

Slide 9 - Tekstslide

BEWUSTELOOS
Iemand kan door een heleboel verschillende oorzaken bewusteloos raken.
  • Doordat hij op zijn hoofd valt
  • Een klap tegen het hoofd krijgt
  • Het kan ook door een ziekte komen bijvoorbeeld epilepsie, suikerziekte

Slide 10 - Tekstslide

HOE WEET JE DAT IEMAND BEWUSTELOOS IS?
Je schudt voorzichtig aan de schouders van het slachtoffer, en je vraagt tegelijkertijd:
"Gaat het"

Als het slachtoffer helemaal niet reageert, is hij bewusteloos

Slide 11 - Tekstslide

Wat moet je doen?
Leg het slachtoffer in de stabiele zijligging.
Hierdoor zorg je ervoor dat zijn luchtweg vrij blijft.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Je vriendje krijgt een corona vaccinatie.
Jij gaat mee.
Als de verpleger de naald uit de arm haalt, verschijnt er een druppeltje bloed.
Opeens ligt je vriendje op de grond.

Slide 14 - Tekstslide

WAT IS EEN FLAUWTE?
Een flauwte ontstaat doordat er heel even te weinig bloed en dus te weinig zuurstof in je hersenen komt.
Je kunt zelfs je bewustzijn verliezen.
Dit heet bij flauwte een wegraking.
Als je staat, kun je dan vallen en je erg bezeren.

Slide 15 - Tekstslide

Waardoor kan je een flauwte krijgen?

Slide 16 - Woordweb

Flauwte
Er zijn mensen die er niet goed tegen kunnen als ze bloed zien.
Daarom moet je als je een wond gaat verbinden voor het slachtoffer gaan staan.
Zo kun je zien of hij een flauwte krijgt. Als hij dan valt probeer je hem op te vangen en neer te leggen.

Slide 17 - Tekstslide

Wat zie en wat hoor je?
Je ziet at iemand:
  • Gaat zweten
  • Gaat zuchten en geeuwen
  • Een bleek, wit gezicht krijgt
Het slachtoffer zelf:
  • Krijgt oorsuizingen en ziet sterretjes
  • Voelt zich misselijk en duizelig

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet je doen?
STAP 1
  • Leg het slachtoffer plat neer
  • Bel 1-1-2 wanneer hij even een wegraking heeft
  • Bel bij flaute ook 1-1-2 als het slachtoffer jonger is dan 6 jaar of ouder dan 40

Slide 19 - Tekstslide

Wat moet je doen?
STAP 2
  • Zorg voor frisse lucht, of laat iemand anders hiervoor zorgen
  • Stel het slachtoffer gerust
  • Vertel wat er is gebeurd

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet je doen?
STAP 3
  • Laat het slachtoffer eerst rustig liggen. Als hij meteen opstaat, is er nog niet genoeg bloed naar zijn hoofd gestroomd
  • Pas na 10 minuten mag hij gaan zitten

Slide 21 - Tekstslide

Wat moet je doen?
STAP 4
  • Laat hem opnieuw 10 minuten liggen als hij weer duizelig wordt

Slide 22 - Tekstslide

Wat moet je doen?
LET OP

Als iemand niet binnen 2 minuten bijkomt, is er iets andersaan de hand

BEL DAN 1-1-2

Slide 23 - Tekstslide

STOORNISSEN IN DE ADEMHALING

Slide 24 - Tekstslide

Tijdens de pauze eet je klasgenootje een appel. Opeens zie je dat ze vreemde bewegingen maakt. Ze kijkt angstig en grijpt
 naar haar keel. Ze heeft zich verslikt en krijgt geen lucht meer.
Gelukkig kan jij haar helpen. Je slaat haar op de rug en het stukje appel schiet uit haar luchtpijp.
Ze kan weer ademhalen.
Dit was schrikken!

Slide 25 - Tekstslide

Zuurstof
Je lichaam heeft zuurstof nodig om te kunnen werken. In de lucht zit zuurstof. Door te ademen krijg je lucht binnen. Via je luchtpijp stroomt de lucht naar je longen

Slide 26 - Tekstslide

Luchtweg, een belangrijke route
Vanuit je mond lopen 2 soorten buizen.
Één buis (de luchtpijp) is voor lucht die je in en uitademt. Door de andere buis (slokdarm) gaat het eten en drinken naar je maag. Als je je verslikt, komt er voedsel in de luchtpijp. Daat is dan in het verkeerde keelgat terecht gekomen.

Slide 27 - Tekstslide

Mond
Keelholte
Sluitspier slokdarm boven
Slokdarm
Luchtpijp
Slokdarm
Luchtpijp
Sluitspier slokdarm boven
Longen
Hart
Longen
Sluitspier slokdarm onder
Maag

Slide 28 - Tekstslide

Ademhalen: lucht erin, lucht eruit
Ademhalen gaat eignlijk vanzelf. Door je neus of mond haal je verse lucht naar binnen, je ademt in. 
Je ademhalingsspieren zorgen er voor dat je  ribben naar boven en naar buiten bewegen. Je borstkas zet uit en daardoor wordt de inhoud groter

Slide 29 - Tekstslide






Zo kan er via je neus, keelholte en luchtpijp genoeg verse lucht naar je longen stromen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

In de verse lucht zit zuurstof (ongeveer 20%)
Je lichaam heeft deze zuursstof nodig om te kunnen werken.
In je longen haal het bloed de zuurstof uit de ingeademde lucht. Het bloed speelt vervolgens voor postbode en brengt de zuurstof naar alle organen in je lichaam.

Slide 32 - Tekstslide

Bij het uitademen gaat het precier andersom.
Je ademhalingsspieren ontspannen zich en zorgen ervoor dat je borstkas weer kleiner wordt.
De gebruikte lucht gaat via je luchtweg weer naar buiten: je ademt uit.

Slide 33 - Tekstslide

Lang leve de longen
Je longen halen een te veel aan koolzuurgas uit je bloed. 
Dit gas verlaat 
bij de uitademing 
via je luchtpijp 
en je neus of mond 
je lichaam

Slide 34 - Tekstslide


De ademhalingsorganen zoren ervoor dat:
  • Zuurstof uit de lucht wordt opgenomen 
  • Zuurstof in het bloed terecht komt
  • Koolzuurgas uit het bloed wordt verwijderd
  • Koolzuurgas weer terug naar buiten gaat

Slide 35 - Tekstslide

WAT gebeurt er bij een stoornis in de ademhaling

  • 1 Minuut je adem inhouden is geen probleem
  • Bij langer inhouden raakt het zuurstof in je lichaam op 
  • Dit heeft direct gevolgen voor je hersenen

Slide 36 - Tekstslide

  • Je wordt steeds suffer en reageert steeds minder op je omgeving
  • Al gauw ben je bewusteloos
  • Je hart blijt rond pompen maar er zit steeds minder zuurstof in

Slide 37 - Tekstslide

  • dat zie je aan de huid en slijmvliezen (van bijvoorbeeld je mond). Die krijgen een blauwachtige kleur
  • Als je enige tijd geen zuurstof hebt, stopt je hart met kloppen. Dan heb je een hartstilstand

Slide 38 - Tekstslide

Hoe weet je of iemand die bij bewustzijn is normaal ademt?


Zolang iemand kan praten, zijn buik en borst regelmatig op en neer gaan en geen rare geluiden(gieren of rochelen) maakt, ademt hij normaal.

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een verslikking?
Als je je verlsikt komt er voedsel in de luchtpijp (het verkeerde 
keelgat) terecht. Het voedsel
sluit de luchtweg een beetje 
of helemaal af en je kan niet
meer normaal ademen.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Wat zie je en wat hoor je?
  • Je hoort somsvreemde rochelende of piepende geluiden
  • Iemand die zich verslikt begint meestal te hoesten
  • Kan het slachtoffer niet hoesten? Vraag dan of hij zich verslikt heeft 

Slide 42 - Tekstslide

Wat moet je doen?
  • Moedig aan om te hoesen
Kan het slachtoffer niet hoesten? Grijpt hij angstig naar zijn keel?
  • Bel dan 1-1-2
  • Geef dan 5 rugslagen
Soms helpen rugslagen niet
  • Geef dan 5 buikstoten

Slide 43 - Tekstslide