5havo-les 7 en 8

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons 
Dagopening:  Schuldig
Signaalwoorden + examenvragen oefenen. 
Grammatica:
Getallen/ data en kloktijden
Cultuur 

Slide 2 - Tekstslide

DAGSTART

Slide 3 - Tekstslide


Iedereen maakt wel eens een vergrijp, groot of klein.
*Vergrijp Een fout of overtreding van de regels of de wet. 

Slide 4 - Tekstslide

→ Hoe ga jij om met fouten van jezelf of van een ander?

Slide 5 - Open vraag

Signaalwoorden oefenen + Examenvragen oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Lees de tekst en markeer de signaalwoorden. Schrijf erbij welk type het is (opsomming, tegenstelling, oorzaak, gevolg, tijd, voorbeeld).

Tekst:
Aujourd’hui, il fait très chaud. Cependant, les élèves doivent aller à l’école. D’abord, ils prennent le bus, puis ils marchent jusqu’à l’école. Parce que le soleil est fort, ils mettent de la crème solaire. Par conséquent, ils ne sont pas brûlés. De plus, ils apportent de l’eau pour rester hydratés.

Slide 8 - Tekstslide


Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
Welke woorden geven een volgorde/tijd aan?
Wat is het signaalwoord voor oorzaak?
Welk woord geeft een gevolg aan?
Geef een voorbeeld van een signaalwoord dat opsomming aangeeft.

Slide 9 - Open vraag

Quel mot indique la conséquence dans la phrase suivante?

Slide 10 - Open vraag


Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Les: Les Nombres
👉 Belangrijk om te onthouden:
0 t/m 20 hebben allemaal een aparte vorm die je uit je hoofd moet kennen.
21, 31, 41... → daar komt vaak et un tussen:
21 = vingt et un                  31 = trente et un
70 – 79 → je telt door met zestig (soixante):
70 = soixante-dix (60 + 10)
72 = soixante-douze (60 + 12)
80 – 99 → je gebruikt quatre-vingt (4 × 20):
80 = quatre-vingts                         81 = quatre-vingt-un
95 = quatre-vingt-quinze (4 × 20 + 15)
🔑 Tip: Let op dat bij quatre-vingts de -s alleen blijft staan als er géén ander getal achter komt.
80 = quatre-vingts ✅
81 = quatre-vingt-un ❌ (zonder -s)

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de volgende getallen in het Frans (geen cijfers, maar woorden!):
27
54
71
86
99

Slide 14 - Open vraag

Les Nombres Ordinaux (rangtelwoorden)
1. Basisregel
Rangtelwoorden in het Frans maak je meestal door -ième achter het getal te zetten.
deux → deuxième (tweede)
trois → troisième (derde)
dix → dixième (tiende)
2. Uitzonderingen 🚨
1e = le premier / la première (enige die niet met -ième eindigt)
5e = cinquième (de q blijft staan)
9e = neuvième (de f verandert in v)
vingt et un → vingt et unième (let op: geen et unième met -ième los)
3. Gebruik in een zin
Je suis en première. → Ik zit in de vijfde klas (Frans systeem: première = 5 havo/vwo).
C’est la troisième fois que je vais à Paris. → Het is de derde keer dat ik naar Parijs ga.
Le dixième chapitre est difficile. → Het tiende hoofdstuk is moeilijk.

Slide 15 - Tekstslide

Zet deze getallen om naar rangtelwoorden in het Frans:
1e
5e
9e
12e
21e

Slide 16 - Open vraag

La Date
1. Structuur van de datum     Le + rangtelwoord + maand

Let op: alleen 1e van de maand is le premier.
Alle andere dagen zijn gewoon een gewoon telwoord (deux, trois, etc.), dus geen deuxième!
👉 Voorbeeld:
1 mei = le premier mai
2 mei = le deux mai
15 juli = le quinze juillet

2. Het jaartal        Het jaar spreek je vaak uit als een gewoon getal:
2024 = deux mille vingt-quatre
1998 = mille neuf cent quatre-vingt-dix-huit

Slide 17 - Tekstslide

Vertaal naar het Frans:
3 oktober 2025
1 januari 2003
14 februari 1995 (Valentijnsdag ❤️)
25 décembre 2026 (Kerst 🎄)

Slide 18 - Open vraag

L’heure (kloktijden)
A. Hele uren
Il est + uur + heure(s)    Voorbeeld:
1:00 → Il est une heure
3:00 → Il est trois heures
Let op: une heure (1 uur) is vrouwelijk en enkelvoud, dus geen “heures”.
B. Halve uren
Il est + uur + heure(s) + et demie    Voorbeeld:
2:30 → Il est deux heures et demie
5:30 → Il est cinq heures et demie
C. Kwartieren
... et quart → kwart over
... moins le quart → kwart voor      Voorbeelden:
4:15 → Il est quatre heures et quart
7:45 → Il est huit heures moins le quart

Slide 19 - Tekstslide

D. Minuten
Voor minuten na het uur: il est + uur + heure(s) + minuut in cijfers. Voorbeelden:
3:10 → Il est trois heures dix
6:25 → Il est six heures vingt-cinq
Voor minuten voor het uur: il est + volgende uur + heure(s) - minuten. Voorbeelden:
5:50 → Il est six heures moins dix
E. Middag / nacht
du matin → ‘s ochtends (6:00–12:00)
de l’après-midi → ‘s middags (12:00–18:00)
du soir → ‘s avonds (18:00–22:00)
du nuit → ‘s nachts (22:00–6:00)
Voorbeeld:
9:15 's avonds →  Il est neuf heures et quart du soir

Slide 20 - Tekstslide

vertaal de tijden naar het Frans
3:00
5:30
9:15
11:45
7:05 / 8:50
12:30 's middags / 10:15 's avonds

Slide 21 - Open vraag

C
U
L
T
U
R
E
C
U
L
T
U
R
E

Slide 22 - Tekstslide

Welke twee belangrijke nationale feestdagen worden in Frankrijk gevierd en op welke datum?

Slide 23 - Open vraag

Noem drie typisch Franse gerechten of specialiteiten en leg kort uit waar ze vandaan komen

Slide 24 - Open vraag

Noem twee beroemde monumenten of gebouwen in Frankrijk en geef aan in welke stad ze staan.

Slide 25 - Open vraag

Noem één beroemde Franse schrijver of dichter en één bekend werk van deze persoon.

Slide 26 - Open vraag

Wat is het verschil tussen la bise en een normale handdruk in Frankrijk, en in welke situaties gebruik je deze?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide