AK Structuur les 2: Opbouw van een stad

Aardrijkskunde Structuur
Les 2: de opbouw van een stad
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Aardrijkskunde Structuur
Les 2: de opbouw van een stad

Slide 1 - Tekstslide

Startpunt

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan jij na deze les?
- Uitleggen wat een hoe een stad groeit:
- Wat is de stadskern?
- Wat zijn stadswijken?
- Wat is de stadsrand?
- Hoe bereken je de bevolkingsdichtheid?
- Wat zijn push- en pullfactoren?
- Wat is het verschil tussen urbanisatie & suburbanisatie?

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer is een plaats in
Friesland een stad?
A
Als het meer dan 10.000 inwoners heeft.
B
Als het meer dan 50.000 inwoners heeft.
C
Als het een gemeentehuis heeft.
D
Als het stadsrechten heeft.

Slide 4 - Quizvraag

Wat stond er vroeger
op de kaatsbaan in de stad??
A
Een kerk
B
Een kasteel
C
Een school
D
Een kroeg

Slide 5 - Quizvraag

Waarom gaat de weg aan
de rand van het centrum omhoog?

Slide 6 - Open vraag

Hoe groeit een stad?
Een stad ontstaat uit een dorp of bij een nieuwe stad: de stadskern.
- Veel voorzieningen (musea,
   restaurants enz) en pleinen.

Daarom omheen ontstaan nieuwe stadswijken. Vooral woningen.

Aan de buitenkant van de stad: stadsrand -> veel flats en industriegebieden

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de bevolkingsdichtheid?
A
Hoeveel mensen er in een stad wonen.
B
Hoe dicht mensen op elkaar wonen.
C
Hoe dichtbij mensen bij de stadskern wonen.
D
Hoeveel mensen er in een bepaald gebied wonen.

Slide 8 - Quizvraag

Bevolkingsdichtheid
Hoeveel mensen wonen er in een bepaald gebied.

Bereken je dus:

Aantal mensen  : het aantal km2

In steden een hoog getal, zoals je op de kaart kan zien.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een pullfactor?
A
Een soort fabriek
B
Een reden om ergens weg te gaan.
C
Een soort zwembad
D
Een reden om ergens naartoe te verhuizen.

Slide 10 - Quizvraag

Waarom verhuizen mensen?
Pullfactoren = redenen voor mensen om naar een gebied toe te verhuizen.
- Banen, welvaart, veiligheid.

Pushfactoren = redenen om ergens weg te gaan.
- Armoede, oorlog

Slide 11 - Tekstslide

(Sub)urbanisatie
= Gebouwen en diensten in een plaats die je kan gebruiken.

Scholen, restaurants, winkels, supermarkten, bussen, fietspaden, wegen, enzovoorts

Slide 12 - Tekstslide

Wat hebben we gezien?
Maak in Word een legenda van je oude kaartje:
- Lijstje van de letters op je kaart met de
  betekenis erachter.
- Gebruik de foto's die je hebt gemaakt:
   - Waar op de kaart staan die gebouwen?
      Zet er een letter of cijfer bij en voeg ze toe aan
      de legenda.
- Schrijf ook op:
  - Welk stadsdeel staan de gebouwen in?
  - Waarom daar?

Slide 13 - Tekstslide

Kan jij dit?
- Uitleggen wat een hoe een stad groeit:
- Wat is de stadskern?
- Wat zijn stadswijken?
- Wat is de stadsrand?
- Hoe bereken je de bevolkingsdichtheid?
- Wat zijn push- en pullfactoren?
- Wat is het verschil tussen urbanisatie & suburbanisatie?

Slide 14 - Tekstslide