§5.4 Wat houd je over?

5.4: Wat houd je over? 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.4: Wat houd je over? 

Slide 1 - Tekstslide

Introductie
Als je een winkel hebt, wil je met de verkoop van goederen winst behalen. Alleen je goederen voor een hogere prijs verkopen, is niet genoeg. 

Je hebt ook nog allerlei kosten in je winkel. Welke kosten dat zijn en hoe je uiteindelijk je winst berekent, leer je in deze paragraaf

Slide 2 - Tekstslide

14 jaar is te jong om een bedrijf te beginnen
Als bijbaantje kan het wel.
Je moet eerst school afmaken.
Het kan alleen als je ouders je helpen.
Ik zou dit ook wel willen!
Je moet minimaal 18 jaar zijn.

Slide 3 - Poll

Leerdoelen 5.4 
  1. Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs en de inkoopwaarde is.
  2. Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  3. Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent

Slide 4 - Tekstslide

Inkoopprijs vs. inkoopwaarde
Inkoopprijs = de prijs per stuk die je betaalt voor 1 product dat je inkoopt.

Inkoopwaarde = de waarde van alle ingekocht producten, dus meer dan 1!!!

Slide 5 - Tekstslide

inkoopprijs en inkoopwaarde


1 tompouche: €0.50 (inkoopprijs)


5000 x € 0,50 = € 2.500 
inkoopwaarde

Slide 6 - Tekstslide

HEMA koopt in:
100 schriften voor € 0,15 per stuk
20 handdoeken voor € 2,- per stuk
100 paar sokken voor € 1,75 per paar
Bereken de inkoopwaarde

Slide 7 - Open vraag

Wat is omzet en hoe bereken je die?

Slide 8 - Open vraag

Brutowinst
Omzet (opbrengst)
= verkoopprijs x aantal verkochte artikelen (afzet)

Inkoopwaarde/inkoopkosten
= waarde van de ingekochte artikelen



Slide 9 - Tekstslide

Brutowinst
Brutowinst = Omzet - inkoopwaarde.


Slide 10 - Tekstslide

Brutowinst
Inkoopwaarde = € 2.500
Omzet = € 12.500
Wat is de brutowinst?

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
12.500 - 2.500 = 10.000
Brutowinst = € 10.000

Slide 11 - Tekstslide

Inkoopwaarde = € 7 500,-
Omzet = € 11 300,-
Wat is de brutowinst?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Is brutowinst ook echt dé winst?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Nee.
Een ondernemer heeft nog
meer kosten, welke?

Slide 15 - Woordweb

Brutowinst vs. nettowinst
Nettowinst is er als alle kosten betaald zijn. 

Stappenplan: 
1: Omzet berekenen: afzet x verkoopprijs
2: Inkoopwaarde berekenen
3: Brutowinst berekenen: omzet - inkoopwaarde

4: Bedrijfskosten berekenen
5: Nettowinst berekenen: brutowinst - bedrijfskosten



Slide 16 - Tekstslide

Omzet = € 50,- Inkoopwaarde = € 5,-
Bedrijfskosten zijn € 25,-
Bereken de brutowinst en de nettowinst

Slide 17 - Open vraag

Leerdoelen 5.4 
  1. Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs en de inkoopwaarde is.
  2. Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  3. Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent

Slide 18 - Tekstslide