Je weet de regels voor significantie bij optellen/aftrekken en bij vermenigvuldigen/delen
Je kent de wetenschappelijke notatie van getallen en kan deze toepassen
Slide 2 - Tekstslide
Nauwkeurigheid
Nauwkeurigheid van meten is belangrijk
1000 mL is nauwkeuriger dan 1 liter
1000 mL = 1,000 L
Slide 3 - Tekstslide
Significantie
Hoe nauwkeurig iets is, noem je de significantie
Significantie gaat over hoe nauwkeurig je meet
Hoe nauwkeuriger je meet, hoe preciezer je uitkomst
Slide 4 - Tekstslide
Significantie
Significantie komt vanaf nu bij rekenwerk
Je antwoord kan nooit nauwkeuriger zijn dan je metingen!
Als ik de lengte van het lokaal meet in (hele) meters,
maakt het niet uit als er een plint van 1 cm op de muur zit
Slide 5 - Tekstslide
Regels significantie
Er zijn twee regels voor het afronden van je
eindantwoord bij een berekening
Optellen/aftrekken
Vermenigvuldigen/delen
Slide 6 - Tekstslide
Regel optellen/aftrekken
Wanneer je getallen optelt of aftrekt, bepaalt de meetwaarde met het minst aantal decimalen hoeveel decimalen je antwoord krijgt.
Voorbeeld: 1,001 g + 2,1 g = 3,1 g
(waarom? 2,1 is een afgeronde waarde tussen 2,05 en 2,14999..)
Slide 7 - Tekstslide
Optellen/aftrekken
Even snel checken:
2,05 mL + 1 mL =
1,55 L + 0,03 L=
5,022 mL - 5 mL =
11,022 L - 4 mL =
4,02572 g + 1,0 g + 2,031 g =
Slide 8 - Tekstslide
Regel vermenigvuldigen/delen
Wanneer je getallen vermenigvuldigt of deelt, bepaalt het getal met het minst aantal (significante) cijfers het aantal significante cijfers van het eindantwoord.
Voorbeeld: 3,052 m * 2,0 m = 6,1 m2
Slide 9 - Tekstslide
Vermenigvuldigen/delen
Even snel checken:
12 cm * 3 cm =
3,00 cm * 2,000 cm =
0,004 cm * 120 cm =
0,200 dm3 * 12 ballen =
20 cm * 50 cm * 10 cm =
Slide 10 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
20 * 50 * 10 = 10000 cm3
Maar het antwoord moet in 2 significante cijfers.
Nou kunnen we hier dm3 gebruiken als uitweg, maar dat kan niet altijd.
Hiervoor is de wetenschappelijke notatie!
Slide 11 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
De wetenschappelijke notatie van een cijfer is:
Een getal tussen 1 en 10
Gevolgd door een macht van 10.
10000 is dan 1*104
Of, in twee significante cijfers: 1,0*104
Slide 12 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
Je kan cijfers altijd in de wetenschappelijke notatie zetten, maar dat hoeft niet altijd.
Als je antwoord meer cijfers heeft dan toegestane significante cijfers, dan moet je de wetenschappelijke notatie gebruiken
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag
Maak in ieder geval:
Opgave 7, 8, 9, 10*, 11, 13, 15, 16, 17
* bij opgave 10: maak zoveel als je nodig hebt om het goed te snappen