Havo 4 Paragraaf 4.1

Vandaag
Uitleg paragraaf 4.1
Aan de slag met deze paragraaf
Lesafsluiting
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Uitleg paragraaf 4.1
Aan de slag met deze paragraaf
Lesafsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat significante cijfers zijn
  • Je weet de regels voor significantie bij optellen/aftrekken en bij vermenigvuldigen/delen
  • Je kent de wetenschappelijke notatie van getallen en kan deze toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Nauwkeurigheid
Nauwkeurigheid van meten is belangrijk

1000 mL is nauwkeuriger dan 1 liter

1000 mL = 1,000 L

Slide 3 - Tekstslide

Significantie
Hoe nauwkeurig iets is, noem je de significantie

Significantie gaat over hoe nauwkeurig je meet

Hoe nauwkeuriger je meet, hoe preciezer je uitkomst

Slide 4 - Tekstslide

Significantie
Significantie komt vanaf nu bij rekenwerk

Je antwoord kan nooit nauwkeuriger zijn dan je metingen!

Als ik de lengte van het lokaal meet in (hele) meters,
maakt het niet uit als er een plint van 1 cm op de muur zit

Slide 5 - Tekstslide

Regels significantie
Er zijn twee regels voor het afronden van je 
eindantwoord bij een berekening

Optellen/aftrekken

Vermenigvuldigen/delen

Slide 6 - Tekstslide

Regel optellen/aftrekken
Wanneer je getallen optelt of aftrekt, bepaalt de meetwaarde met het minst aantal decimalen hoeveel decimalen je antwoord krijgt.

Voorbeeld: 1,001 g + 2,1 g = 3,1 g

(waarom? 2,1 is een afgeronde waarde tussen 2,05 en 2,14999..)

Slide 7 - Tekstslide

Optellen/aftrekken
Even snel checken:
  1.  2,05 mL + 1 mL =
  2. 1,55 L + 0,03 L=
  3. 5,022 mL - 5 mL =
  4. 11,022 L - 4 mL =
  5. 4,02572 g + 1,0 g + 2,031 g = 

Slide 8 - Tekstslide

Regel vermenigvuldigen/delen
Wanneer je getallen vermenigvuldigt of deelt, bepaalt het getal met het minst aantal (significante) cijfers het aantal significante cijfers van het eindantwoord.

Voorbeeld: 3,052 m * 2,0 m = 6,1 m2

Slide 9 - Tekstslide

Vermenigvuldigen/delen
Even snel checken:
  1. 12 cm * 3 cm = 
  2. 3,00 cm * 2,000 cm =
  3. 0,004 cm * 120 cm =
  4. 0,200 dm3 * 12 ballen =
  5. 20 cm * 50 cm * 10 cm =

Slide 10 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
20 * 50 * 10 = 10000 cm3
Maar het antwoord moet in 2 significante cijfers.
Nou kunnen we hier dm3 gebruiken als uitweg, maar dat kan niet altijd.

Hiervoor is de wetenschappelijke notatie!

Slide 11 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
De wetenschappelijke notatie van een cijfer is:
Een getal tussen 1 en 10
Gevolgd door een macht van 10.

10000 is dan 1*104
Of, in twee significante cijfers: 1,0*104

Slide 12 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
Je kan cijfers altijd in de wetenschappelijke notatie zetten, maar dat hoeft niet altijd.

Als je antwoord meer cijfers heeft dan toegestane significante cijfers, dan moet je de wetenschappelijke notatie gebruiken

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maak in ieder geval:
Opgave 7, 8, 9, 10*, 11, 13, 15, 16, 17
* bij opgave 10: maak zoveel als je nodig hebt om het goed te snappen

Moeilijk?: maak 12 & 14 ook

Slide 14 - Tekstslide