Voegwoorden

Voegwoorden
5.10 
  • Nevenschikkend en onderschikkend
  • Hoofd- en bijzinnen 

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voegwoorden
5.10 
  • Nevenschikkend en onderschikkend
  • Hoofd- en bijzinnen 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 

  • Je kunt voegwoorden in een samengestelde zin zetten 
  • Je weet het verschil in functie tussen nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Voegwoorden
Een voegwoord verbindt: 
Twee woorden
Twee woordgroepen
Twee zinnen 
Bijvoorbeeld:VOORDAT Sarah naar Spanje emigreerde, heeft ze Spaans geleerd.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken 
De hoofdzaak is de belangrijkste informatie in een Tekst.
Die vind meestal in de eerste zin maar soms ook de laatste of de tweede zin.
De wat minder belangrijke informatie zijn de bijzaken. 
De bijzaak is vaak de uitleg van de eerste zin en het is meestal een voorbeeld.

Slide 4 - Tekstslide

De vragen die je kan stellen bij een hoofdzaak.
1. Heb ik de zin nodig om de tekst/alinea goed te begrijpen?
2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?

Let op: sommige alinea’s bevatten geen hoofdzaak.

Slide 5 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
Een nevenschikkend voegwoord verbind meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen
Er zijn 5 nevenschikkend voegwoorden (ns.vgw) dus, en , maar, of en wat
Bijvoorbeeld: een tompouce is lekker, maar dit gebakje is lastig te eten.

Slide 6 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoorden 
Een onderschikkend voegwoord verbind meestal een hoofdzin met een bijzin.
Onderschikkend voegwoorden zijn worden zoals
Aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikking
Onderschikking
Zodra ik mijn loon heb gekregen, boek ik een vlucht

Slide 8 - Sleepvraag

een voegwoord …………
A
Verbind zinnen
B
Verbind drie woorden
C
Verbind twee zinnen
D
Verbind twee woorden

Slide 9 - Quizvraag

Een nevenschikkend voegwoord
A
Verbind twee bijzinnen met elkaar
B
Plakt een hoofdzin en een bijzin met elkaar
C
Verbind twee hoofdzinnen met elkaar

Slide 10 - Quizvraag

Gimkit

Slide 11 - Tekstslide