D1 N4 1.5 andere maten en 1.6 referentiematen

Domein 1 / 1.5 andere maten en 1.6 referentiematen
Doel van de les:  
Aan het eind van de les ken je het begrip referentiemaat en kun je het toepassen in een som.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Domein 1 / 1.5 andere maten en 1.6 referentiematen
Doel van de les:  
Aan het eind van de les ken je het begrip referentiemaat en kun je het toepassen in een som.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe lang is een Nederlandse man gemiddeld?

Slide 2 - Woordweb

referentiematen
Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. Zo’n maat heet een referentiemaat

  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
  •  De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog
  • Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h
  • Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners

Slide 3 - Tekstslide

weetjes

  • 1 ton = 1000 kg en/of  €100.000,-
  • 1000 mg = 1 gram     1000 gram = 1 kilogram
  • gebruik : tussen uren minuten en seconden (2:12:30)
  • Tijd = AM direct na middernacht PM na de middag

Slide 4 - Tekstslide


Grote getallen worden vaak met woorden of voorvoegsels geschreven.
Het woord kilo betekent duizend (1000) en 
giga voor miljard (1 000 000 000).

Voorbeeld
1 kilometer (km) = 1000 meter (m) 

1 megahertz (MHz) = 1 000 000 hertz (Hz) 

1 gigavolt (GV) = 1 000 000 000 volt (V) = één miljard volt (V)

digitaal geheugen
1 kilobyte (kB) = 1000 byte
1 megabyte (MB) = 1000 kilobyte
1 gigabyte (GB) = 1000 megabyte
1 terabyte (TB) = 1000 gigabyte
 1 petabyte (PB) = 1000 terabyte

Gebruik je rekenkaart !! (petabyte staat er nog niet op, maar 1 petabyte is dus 1000 terabyte)

Slide 5 - Tekstslide

Het gewicht van een smartphone is ongeveer 200 .....
A
mg
B
g
C
kg
D
ton

Slide 6 - Quizvraag

Het gewicht van een olifant is ongeveer:
A
4 ton
B
400 hg
C
400.000 kg
D
4.000 kg

Slide 7 - Quizvraag

Welk gewicht aan rozijnen is nodig voor 15 appeltaarten?
A
9 kg
B
0,9 kg
C
9000 mg
D
9000 g

Slide 8 - Quizvraag

maten omrekenen

1 liter = ........ milliliter
timer
2:00
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 9 - Quizvraag

De rotondeborden inclusief de paal hebben een hoogte van 95 cm.
Hoeveel centimeter is de lengte van de bijl ongeveer?
Laat je berekening zien
De rotondeborden inclusief de paal hebben een hoogte van 95 cm.
Hoeveel centimeter is de lengte van de bijl ongeveer?
Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Slide 10 - Open vraag

INHOUD OMREKENEN

In januari werd 145,6 kuub gas verbruikt.​
Hoeveel liter gas is dat?​
A
14.560 liter
B
145.600 liter

Slide 11 - Quizvraag

Weetje:
Wat heeft Napoleon NIET ingevoerd in Nederland?
A
Het wetboek strafrecht
B
Het metriek stelsel
C
De burgerlijke stand
D
Postcodes

Slide 12 - Quizvraag

Denk je dat je de opdrachten van 1.5 en 1.6 kunt gaan maken?
A
B
C

Slide 13 - Quizvraag

Waar sta je op dit moment met rekenen ?
A
B
C

Slide 14 - Quizvraag