Begrijpend lezen 3

Begrijpend lezen 3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen 3

Slide 1 - Tekstslide

Wij lezen tekst 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat past het best op plaats 1?
A
al
B
genoeg
C
nodig
D
thuis

Slide 3 - Quizvraag

2 wat past het best op plaats 2
A
Ben je niets vergeten?
B
Hoe maak je zoutdeeg?
C
Wat heb je nog meer nodig?
D
Wat voor figuurtjes kun je maken?

Slide 4 - Quizvraag

3 Wat past het best op plaats 3?
A
de bloem
B
de kom
C
de olie
D
het zout

Slide 5 - Quizvraag

4 Wat past het best op plaats 4?
A
de bloem
B
de diertjes
C
het deeg
D
het zout

Slide 6 - Quizvraag

5 Wat past het best op plaats 5?
A
deeg
B
figuurtjes
C
glitters
D
vormpjes

Slide 7 - Quizvraag

6 Wat past het best op plaats 6?
A
Dat kan
B
Dat kan niet
C
Dat mag niet
D
Dat moet

Slide 8 - Quizvraag

We gaan samen tekst 2 lezen

Slide 9 - Tekstslide

7 Hoe zie je dat dit een gedicht is?
A
De tekst gaat over iets dat niet bestaat
B
De tekst is in drie stukjes verdeeld
C
De zinnen rijmen
D
Het is een heel korte tekst

Slide 10 - Quizvraag

8 Lees de regels waar een rondje voor staat. Wanneer valt de regendruppel naar beneden?
A
Als hij niet meer wil zweven
B
Als hij niet tevreden meer is
C
Als hij te groot wordt om te zweven
D
Als hij te langzaam gaat

Slide 11 - Quizvraag

9 Lees de regels waar een ruitje voor staat. In een gedicht staat soms iets wat in het echt niet kan. Wat kan hier niet in het echt?
A
een regendruppel kan niet in de zee vallen
B
een regendruppel kan niet zwemmen
C
een zee is niet groot
D
er leven geen vissen in de zee

Slide 12 - Quizvraag

10 lees de regels waar een sterretje voor staat. Waarom zijn de kinderen blij?
A
Omdat de regendruppel in de plas ligt
B
omdat het is gestopt met regenen
C
Omdat ze in de plas kunnen springen
D
Omdat ze laarzen aanhebben

Slide 13 - Quizvraag

Wij lezen samen tekst 3

Slide 14 - Tekstslide

11 Wat voor tekst zal dit zijn?
A
Een bericht in de krant
B
een mop
C
een sprookje
D
een verhaal

Slide 15 - Quizvraag

12 Waar zal de rest van de tekst over gaan?
A
Hoe Aukje leert zwemmen
B
Hoe het afzwemmen van Aukje gaat
C
Hoe het komt dat Aukje haar badpak is vergeten
D
Hoe het komt dat Aukje het spannend vindt om naar zwemles te gaan

Slide 16 - Quizvraag