In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3
Oriëntatie Romeinen
Slide 1 - Tekstslide
Vooraf.......
-Pak je iPad (gesloten op tafel), planner
én boek erbij (Blz. 98/99)
-observaties vanuit achterin de klas
(iPad, huiswerk, berichten)
-peppels, kijk mee
-noteer het proefwerk (PW H3 1tm5 wo 8 mei, 2de uur)
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je al van de Romeinen?
Slide 3 - Woordweb
Oriëntatie
In de tijd dat deze wandschildering werd gemaakt, waren de Romeinen een machtig volk. Ze heersten over grote delen van Europa, Azië en Afrika. Hun leger was bijna onverslaanbaar. Verder waren Romeinen goede bestuurders en wetgevers en maakten ze indrukwekkende gebouwen, wegen en bruggen. Al deze zaken kom je tegen in dit hoofdstuk, dat gaat over de Romeinen tussen 750 v.C. en 500 n.C. Maar deze wandschildering laat zien dat er nog een andere reden was voor het Romeinse succes. Veel van het gewone werk werd uitgevoerd door mensen die tot slaaf waren gemaakt.Op die manier hielden Romeinen tijd over voor al die dingen waar ze beroemd door zijn geworden.
Slide 4 - Tekstslide
Bekijk bron 1 op bladzijde 98 en gebruik de oriëntatietekst.
Op de voorgrond zie je in het midden drie slaven.
Wat doen zij?
Slide 5 - Open vraag
Stel, je bent een Romein. Welke werkzaamheden doe je zelf en welke laat je over aan een slaaf?
Zelf doen
Slaaf over laten
Als soldaat andere landen veroveren
Een brug metselen
Een brug ontwerpen
Een wandschildering maken
Eten maken en aan de gasten ronddelen
Het romeinse Rijk besturen
Nieuwe wetten maken
Slide 6 - Sleepvraag
Noem een opvallende overeenkomst tussen de Romeinen en de Grieken.
Slide 7 - Open vraag
Gebruik bron 2 op bladzijde 100
Noem een opvallend verschil tussen de Romeinen en de Grieken.
Slide 8 - Open vraag
Gebruik bron 2 op bladzijde 100
In 117 n.C. waren de Romeinen de baas over een enorm gebied. Welke vier huidige landen behoorden tot het Romeinse Rijk?
Romeinen de baas
Denemarken
Egypte
Engeland
Frankrijk
Ierland
Polen
Turkije
Slide 9 - Sleepvraag
Stelling (gebruik bron 2 bladzijde 100):
'Het huidige Nederland behoorde ook tot het Romeinse Rijk.'
Klopt de stelling? Leg je antwoord uit.
Slide 10 - Open vraag
§3.1 De verovering van een groot rijk - Deel 1
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoelen paragraaf 3.1
Je kunt uitleggen:
- Hoe en wanneer de Romeinse republiek ontstaat en hoe het bestuur daarvan werkt
- Hoe het Romeinse Rijk uitgroeit tot een wereldrijk
- Wat de belangrijkste verschillen zijn tussen het bestuur van de Romeinse Republiek en het Romeinse Keizerrijk
Slide 12 - Tekstslide
Waar is het Romeinse rijk ontstaan?
A
Italië
B
Spanje
C
Duitsland
D
Frankrijk
Slide 13 - Quizvraag
Welk rijk is het Romeinse?
A
B
C
D
Slide 14 - Quizvraag
De stichting van Rome (753 v.c.)
Slide 15 - Tekstslide
Klassikaal
Stelling: De stad werd op een handige plek gesticht. Leg deze stelling uit met behulp van een kenmerk uit de bron.
Doe het zo: De stad Rome werd op een handige plek gesticht, omdat .... dit zie je in de bron terug aan .....
Slide 16 - Tekstslide
De stad Rome werd op een handige plek gesticht, omdat .... dit zie je in de bron terug aan .....
Slide 17 - Woordweb
De stichting van Rome
Aan een rivier (Tiber)
- Vruchtbare grond
- Handel
Op heuvels
- Goed verdedigbaar
Slide 18 - Tekstslide
Het Romeinse rijk
Slide 19 - Tekstslide
Van monarchie naar republiek
In 509 v.C. jagen de Romeinen hun koning de stad uit
Ze maken van Rome nu een republiek
In een republiek wordt het land bestuurd door gekozen leiders
Er is dus geen vorst meer die de macht heeft
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een Republiek?
A
Een land met een koning
B
Een land zonder vorst
C
Een land met een tiran
D
Een land met duidelijke grenzen
Slide 21 - Quizvraag
Bestuur van de republiek
Rome wordt bestuurd door een groep rijke families:
Enkele honderden mannen daarvan vormen de senaat
Zij vergaderen over de Romeinse wetten
En gevenadvies aan de consuls
Slide 22 - Tekstslide
Bestuur van de republiek
De consuls zijn de machtigste mannen in Rome
Er zijn altijd twee consulsen ze worden gekozen (door bevolking) voor één jaar
Ze leiden de senaat, stellen wetten voor en leiden het leger
Zij mogen sommige wetten tegenhouden met het vetorecht