VR 8 MEI - GT3 | Theme 4 - E Grammar 10

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

VR 8 MEI | Theme 4 - lesson 4

Lesson goal:

• I know what relative clauses are and
• I know when and how to use them

E Grammar 10 | Relative clauses

(betrekkelijke bijzinnen)

TB: page 75

(Zie filmpje)

persoon

dier, ding

persoon, dier, ding

'who' met vz.

bezit

who

which

that

whom

whose

Relative clauses

• Betrekkelijke bijzinnen
  
• Geven extra informatie
• In het NL's 'die' of 'dat'

• Als bijzin alleen extra info
  geeft, nooit that gebruiken,
  altijd who of which.
  (Zin tussen komma's)
• Who en which kun je met vz's
  gebruiken, vz staat dan
  achteraan in de bijzin.

persoon

dier, ding

persoon, dier, ding

'who' met vz.

bezit

who

which

that

whom

whose

Relative clauses

• Vz kan ook vooraan in de zin
  staan.Who verandert soms in
  whom met voorzetsel.
• Whose geeft bezit aan.

The girl whose socks are red

is my neighbour.

persoon

dier, ding

persoon, dier, ding

'who' met vz.

bezit

who

which

that

whom

whose

Relative clauses

RELATIVE CLAUSES

The boy who was naughty got detention

The boy that was naughty got detention

The hotel, which was robbed yesterday is in Amsterdam.

The boy that lives next door is very nice.

This is the girl to whom I talked to yesterday.

The teacher whose book I borrowed is nice.

My cousin, _____ is standing on the left, is a model.

Do you see the cat _____ is lying on the roof?

The chocolate cake, _____ looks like a piece of art, is delicious.

Bedenk nu zelf 5
zinnen waarin je de juiste
'relative clause' gebruikt.

Heb je nog vragen over de Relative Clause? Stel ze hieronder zodat ik ze de volgende les mee kan nemen!

K L A A R

Tot woensdag en een fijn weekend!