H2.7 werkwoordelijk gezegde herhalen en zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

werkwoordelijk gezegde en zinsdelen

Leerdoel: 

* Wat is het werkwoordelijk gezegde en hoe vind je dit?

* Je leert hoe je een zin in zinsdelen kunt verdelen

We kijken eerst het huiswerk na

nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl

Wat is het (werkwoordelijk) gezegde in een zin?

1. Het onderwerp.
2. De persoonsvorm.
3. Het onderwerp + de persoonsvorm.
4. De persoonsvorm en alle andere werkwoorden.

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.

1. hij heeft
2. heeft
3. heeft gegeten
4. heeft zijn pap gegeten

Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?

1. wie
2. was
3. was spelen
4. was aan het spelen

werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.

1. wil
2. wil schilderen
3. wil opnieuw schilderen
4. schilderen

gezegde is gelijk aan de persoonsvorm:

Hij bakt een cake.

persoonsvorm = bakt 

gezegde = bakt

gezegde heeft meer werkwoorden:

Benno heeft het bot gepakt.

persoonsvorm = heeft

gezegde = heeft gepakt

Jan koopt een haring
gezegde =

1. Jan
2. een haring
3. koopt
4. een

Ik ga de was ophangen.
gezegde =

1. ga
2. ophangen
3. ga ophangen
4. de was

Hij heeft gisteren gewonnen!
gezegde =

1. heeft gewonnen
2. heeft
3. gewonnen
4. gisteren

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Alvaro

zit

met

zijn haar

te

spelen

Zinsdelen

We gaan verder met zinsdelen. 

Eerst kijken we een instructiefilmpje, daarna hebben we een oefenfilmpje en dan maken we de opdrachten

Zelfstandig werken

Wat: We maken opdracht 11 op bladzijde 113 eerst samen, daarna maak je opdracht 9 & 10 alleen.

Klaar: Als je klaar bent ga je online de test jezelf maken van hoofdstuk 2.7 en daarna extra oefenen of verdiepen

Hoe goed heb je de les begrepen ?

1. Ik snap het helemaal.
2. Ik snap het goed.
3. Ik snap het een beetje.
4. Ik snap het niet.