1.2 Spanning en stroomsterkte

Spanning en stroomsterkte
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spanning en stroomsterkte

Slide 1 - Tekstslide

Stroomsterkte
Geeft aan hoeveel elektronen er per seconde door een apparaat gaan.
Eenheid van Stroomsterkte (I) is Ampère (A).
Stroomsterkte meet je met een ampèremeter



Slide 2 - Tekstslide

Stroomkringen
Om überhaupt stroom te hebben, heb je een gesloten stroomkring nodig.

Vergelijk het met een brug die open staat. Een open brug = geen rijdend verkeer.

Slide 3 - Tekstslide

Spanning
Geeft aan hoe hard elektronen door een draad bewegen.
Eenheid van spanning (U) is Volt (V).
Spanning meet je met een voltmeter.




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen spanning en stroomsterkte?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Volt- en Ampèremeters aansluiten
Een voltmeter sluit je OVER een apparaat aan. (parallel)

Een ampèremeter sluit je NA een apparaat aan. (serie)

Hoe teken je dat?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Vermogen, spanning en stroomsterkte
Het vermogen van een apparaat hangt af van de spanning en de stroomsterkte. 
We kunnen vermogen uitrekenen met de formule:

P is vermogen (W)
U is spanning (V)
I is stroomsterkte (A)
P=UI

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldsom
Ik heb een nieuwe computer gekocht die op 110 V werkt, en waar een stroomsterkte van 5 A doorheen loopt. Wat is het vermogen van mijn computer?
U = 110 V
I = 5 A

P=UI=1105=550W

Slide 11 - Tekstslide

Een droger heeft een vermogen van 2400W, wat is de stroomsterkte door deze droger als hij op het lichtnet is aangesloten? Rond je antwoord af op 1 cijfer achter de komma

Slide 12 - Open vraag

Formules combineren
Tot nu toe kennen we 2 formules met vermogen:

Als we de spanning en stroomsterkte weten, kunnen we het vermogen uitrekenen.
Met dit vermogen kunnen we weer een energie uitrekenen.
E=Pt
P=UI

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldsom
Je vader doet de was, hiervoor gebruikt hij jullie wasmachine die aangesloten is op het lichtnet en waar een stroom van 15 A doorheen loopt. Als een was draaien 2,5 uur duurt. Hoeveel energie heeft de wasmachine dan verbruikt?


Slide 14 - Tekstslide

Antwoord voorbeeldsom
U = 230V
I = 15A
t= 2,5uur

P=UI=23015=3450W
3450W=3,45kW
E=Pt=3,452,5=8,625kWh

Slide 15 - Tekstslide

Voor het opladen van je telefoon steek je je oplader in het stopcontact, je oplader zet 230 V om naar 10 V. Tijdens het opladen gaat er 4 A door je telefoon. Als je je telefoon een dag lang oplaadt, hoeveel energie (in kWh) heeft deze dan verbruikt?

Slide 16 - Open vraag

Ik heb deze les geleerd:

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video