H5 Spelling ww

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van Spelling H4 (ww)?
  • Theorie Spelling H5 werkwoorden
  • Opdrachten maken bij Spelling H5 werkwoorden

Doel van deze les: Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
Geen hoofdletters
annika
leraar
het meisje
dinsdag
amsterdam
maart
rijn
school
handige harry
amersfoort

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters: goed of fout?
Mevrouw van Vliet
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens gebruik je als je iets letterlijk opschrijft.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 6 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
 H5 Werkwoordspelling

Persoonsvorm in samengestelde zinnen
  1. Verander de zinnen van tijd, de werkwoorden die veranderen > persoonsvorm(en).

In het verleden hebben (hadden) robots vooral klusjes uitgevoerd in en om ons huis, maar het lijkt (leek) erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zullen (zouden) zijn.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm in een samengestelde zin kun je vinden door..
A
Te vragen wie het doet
B
De zin te husselen
C
De zin in een andere tijd te zetten
D
De zin vragend te maken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels werkwoordspelling
Persoonsvorm             >           T.T.           
                                           >           V.T.        ik-vorm + te(n)/de(n)


Geen persoonsvorm   >           voltooid deelwoord             ('t Kofschip)
                                           >           infinitief                                  (hele werkwoord)
                                           >           bijvoeglijk naamwoord      (zo kort mogelijk)
                                           >           onvoltooid deelwoord        ( hele ww + -d)
  1. ik of jij/je erachter          = ik-vorm
  2. ev: jij/hij/zij/het                = ik-vorm + t
  3. mv: wij/jullie/zij               = hele werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Dat is nog nooit gebeurd!
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Rob bestelt bij een snackbar een frikandel speciaal.
______
A
pv tt
B
vd

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het infinitief?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak de opdrachten van Spelling werkwoorden H5: Persoonsvorm in samengestelde zinnen. 

Klaar? Check of je alle opdrachten van Spelling H4 boven de 60% hebt gescoord. Daarna kun je gaan lezen of Nieuwsbegrip maken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
Noteer eerst de vorm (pvtt, pvvt, vd, inf, bn) en noteer daarna de juiste spelling.
  1. De NS ... (berichten) de reizigers gisteren te laat over de ontstane vertraging, waardoor ze een uur ... (staan) te ... (wachten) in de kou.
  2. De ... (opscheppen) ravioli was te veel ... (afkoelen), waardoor het eten de gasten niet meer ... (smaken).
  3. ... (vinden) je dat de receptionist je vragen inmiddels correct ... (beantwoorden)?
  4. Evelien ... (reageren) verbaasd, als haar vriendin ... (e-mailen) in plaats van appen. 
  5. Albert ... (vermoeden) dat zijn zus zich overal mee ... (bemoeien).
  6. Dat ... (verven) hekje heeft een mooie kleur ... (krijgen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Spelling werkwoorden Hoofdstuk 5: Persoonsvorm in samengestelde zinnen.

Maak de opdrachten van Spelling H5: Hoofdletters en aanhalingstekens onder de 60% opnieuw.





Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies