H8 Atomen en Straling Samenvatting

Planning tot PTA
  1. H8.1 "Atomen als stralingsbron"  instr., HW voorkennis
  2. H8.2 "Radioactief verval" Instr., HW 8.1
  3. H8.3 "Straling gebruiken"  Instr., HW 8.2
  4. H8.4 "Bescherming tegen straling"  Instr., HW 8.3
  5. Herhaling H8 Atomen en Straling, HW 8.4
  6. HW Diagnostische toets H8 Atomen en Straling
  7. Herhaling H5 Licht + bespreking opdracht licht
  8. HW Diagnostische toets H5 Licht
  9. PTA H5 en H8
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 360 min

Onderdelen in deze les

Planning tot PTA
  1. H8.1 "Atomen als stralingsbron"  instr., HW voorkennis
  2. H8.2 "Radioactief verval" Instr., HW 8.1
  3. H8.3 "Straling gebruiken"  Instr., HW 8.2
  4. H8.4 "Bescherming tegen straling"  Instr., HW 8.3
  5. Herhaling H8 Atomen en Straling, HW 8.4
  6. HW Diagnostische toets H8 Atomen en Straling
  7. Herhaling H5 Licht + bespreking opdracht licht
  8. HW Diagnostische toets H5 Licht
  9. PTA H5 en H8

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
samenvatting
H8.1 Atomen als stralingsbron
H8.2 Radioactief verval
H8.3 Straling gebruiken
H8.4 Bescherming tegen straling

Slide 2 - Tekstslide

Opbouw atoom



Proton
  • Kern
  • Positief geladen
  • Kan niet verplaatsen
  • 1 Massa
Neutron
  • Kern
  • Niet geladen
  • Kan niet verplaatsen
  • 1 massa
Elektron
  • Negatief geladen
  • Kan verplaatsen
  • Geen massa 
  • Een verbinding is een molecuul dat uit verschillende soorten atomen bestaat; bv CO2
  • Een element is een stof die je niet verder kunt ontleden, omdat hij helemaal uit één soort atomen bestaat; bv C en O (periodiek systeem)

Slide 3 - Tekstslide

Samengevat

Slide 4 - Tekstslide

Isotopen
  • Atomen van één element hebben hetzelfde aantal protonen in de kern, maar kunnen een verschillend aantal neutronen hebben

  • het atoomnummer is hetzelfde, maar het massagetal is anders bij isotopen

  • de chemische eigenschappen van zwaardere isotopen zijn bijna hetzelfde!
          => moeilijk van elkaar te scheiden
grootste getal = Protonen + Neuronen = massagetal
kleinste getal = Protonen = atoomnummer

Slide 5 - Tekstslide

Instabiele kernen

Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. 


Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.


Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. 

==> Volgende les meer!

Slide 6 - Tekstslide

Soorten kernstraling

- Alfa straling 
  • afsplitsen He-atoom
- Bètastraling
  • afsplitsen Elektron 
- Gammastraling
  • geen deeltje; elektromagnetische straling

Slide 7 - Tekstslide

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- straling door afsplitsen He-kern

- Groter doordringend vermogen dan alfa
- afsplitsen elektron
- Groter doordringend vermogen dan Beta
- elektromagnetische straling

Slide 8 - Tekstslide

Activiteit meten
Activiteit = aantal kernen dat per seconde verandert

Activiteit wordt gemeten in becquerel (Bq)

Activiteit kun je meten met een geigerteller. 
Radioactief verval
Bij radioactief verval ontstaat een nieuwe atoomkern met een ander aantal neutronen en protonen

Slide 9 - Tekstslide

Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen 
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)

- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd            (er blijven steeds minder instabiele kernen over)

Slide 10 - Tekstslide

Halfwaardetijd





Halfwaardetijd jodium-123: 2 uur
Halfwaardetijd Uranium-235: 704 miljoen jaar

Slide 11 - Tekstslide

Toepassing Medische wereld
Onderzoek               Behandeling
Röntgenfotografie                    Uitwendig bestralen
CT                                            Inwendig bestralen
PET-scan                                 

Slide 12 - Tekstslide

Uitwendig bestralen

  • Radioactive bron beweegt om lichaam => gezond weefsel om kankergezwel wordt zoveel mogelijk gespaard. 

  • Ivm vanuit buitenaf => lichaam zelf is niet radioactief.

Slide 13 - Tekstslide

Medisch onderzoek
1. een tracer wordt in je lichaam gespoten
2. de tracer verspreidt zich door je lichaam en komt aan bij het orgaan dat onderzocht moet worden
3. de gammastraling die de tracer uitzendt komt je lichaam uit en kan met een camera geregistreerd worden

Slide 14 - Tekstslide

Gevaren van straling
Hoge dosis:                          Onmiddellijk overlijden

Iets minder hoge dosis:  Na enkele dagen of weken word je                                                                ernstig ziek 

Lage dosis:                            Verhoogde kans op kanker en kans op                                                        kinderen met aangeboren afwijkingen

Slide 15 - Tekstslide

Voorzorgsmaatregelen

Tijd :                    zo kort mogelijk
Afstand:            zo ver mogelijk tot de stralingsbron.
Afscherming: een schild van lood geeft goede bescherming.




De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:

  • de hoeveelheid radioactieve stof;

  • de halfwaardetijd.

Slide 16 - Tekstslide

 inwendige besmetting straling
  • Inademen van radioactieve stoffen
  • Drinken van radioactief besmet water
  • Eten van radioactief besmet voedsel

Bij inwendige bestraling zijn alle drie de soorten straling heel gevaarlijk.

Slide 17 - Tekstslide

Maatregelen bij besmetting
  • besmette kleding uittrekken en douchen
  • besmette kleding opbergen
  • besmette ruimtes ontsmetten

Voorkomen is beter dan genezen!!!

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Lees H8.4 goed door en maak de volgende opgaven.

GT: Opg 1 t/m 9 (p. 235)
Kader: Opg 1 t/m 12 (p. 229)

Slide 19 - Tekstslide

wat is een kenmerk van ioniserende straling?
A
De straling is zichtbaar voor mensen
B
De straling kan moleculen kapot maken
C
De straling transporteert warmte

Slide 20 - Quizvraag

Welke van deze soorten straling is NIET ioniserend?
A
IR-straling
B
UV-straling
C
röntgenstraling
D
gammastraling

Slide 21 - Quizvraag

Welke deeltjes binnen het atoom zorgen NIET voor de massa?
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen

Slide 22 - Quizvraag

Een atoom is neutraal ...
A
Als er neutronen in zitten.
B
Als er meer neutronen dan protonen in zitten.
C
Als er meer neutronen dan elektronen inzitten.
D
Als er evenveel protonen als elektronen in zitten.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom zijn C-12 en C-14 isotopen van elkaar?
A
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen en protonen.
B
Ze hebben hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
C
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal protonen.
D
Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen is verschillend.

Slide 24 - Quizvraag

IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.

Hoeveel radioactiviteit is er na zes dagen nog over?

A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer

Slide 25 - Quizvraag

Juist/onjuist:

Hoe hoger de waarde van de activiteit van een radioactieve bron, des te schadelijker de straling?
A
Ja dit is juist
B
Nee dit is onjuist
C
Dat kun je niet zeggen aan de hand van de activiteit alleen

Slide 26 - Quizvraag

Van een bron cobalt wordt de activiteit gemeten, deze blijkt 30.148 Bq te zijn. Ter gelijker tijd wordt van een bron
Jodium-131 ook de activiteit gemeten, deze blijkt 546 te zijn. Welke stof zend een grotere hoeveelheid straling uit?
A
De bron Cobalt
B
De bron jodium-131

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de halveringstijd van de volgende stof.

Slide 28 - Open vraag

Wat is activiteit?
A
Het aantal protonen dat per seconde vervalt
B
Het aantal kernen dat per seconde vervalt
C
Het aantal ionen dat per seconde vervalt
D
De hoeveelheid gammastraling

Slide 29 - Quizvraag

De dracht van alfastraling is groter dan van gammastraling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Van welk soort straling wordt bij medisch onderzoek vaak gebruik gemaakt?
A
alfastraling
B
bètastraling
C
gammastraling
D
zonnestralen

Slide 31 - Quizvraag

Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.

Een goede tracer:

A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.

Slide 32 - Quizvraag

Welke voorzorgsmaatregelen kun je nemen om je te beschermen tegen straling
A
De tijd dat ze vlakbij de radioactieve stoffen komen zo lang mogelijk houden
B
De afstand tot de radioactieve stoffen zo klein mogelijk houden
C
Afschermingsmateriaal gebruiken dat de straling absorbeert

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de halveringstijd van deze stof?
A
10 jaar
B
14 jaar
C
20 jaar
D
27 jaar

Slide 34 - Quizvraag

Met welk apparaat kun je radioactiviteit meten?
A
Atoomteller
B
Geigerteller
C
Deeltjesteller
D
Röntgenteller

Slide 35 - Quizvraag

Volgende keer
Huiswerk: maak de diagnostische toets H8

Bespreken van de toets.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

0

Slide 41 - Video