Jeudi le 19 décembre 2019 2Htsb

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Jeudi le 19 décembre

2Htsb

Contenu

• But du cours
• Répéter grammaire II partie 1
• Expliquer grammaire II partie 2
• Tâche de la semaine
• Goûter?
  

But du cours

Ik kan de (veelvoorkomende) wederkerende werkwoorden herkennen, vervoegen en in een zin gebruiken.

Grammaire II

Wederkerend voornaamwoord?

zich wassen = se laver

Grammaire II

Ik was ... --> Je ... lave 

Jij wast ... --> Tu ... laves 

Hij/zij/men wast ... --> Il/elle/on ... lave

Wij wassen ... --> Nous ... lavons

Jullie wassen ..../U wast .... --> Vous ... lavez

Zij wassen ... --> Ils/elles ... lavent

Grammaire II

Ik was me --> Je me lave  

Jij wast je --> Tu te laves  

Hij/zij/men wast zich --> Il/elle/on se lave 

Wij wassen ons --> Nous nous lavons 

Jullie wassen je/U wast zich --> Vous vous lavez 

Zij wassen zich --> Ils/elles se lavent

Grammaire II

Je me amuse

Tu te amuses

Il/elle/on se amuse

Nous nous amusons

Vous vous amusez

Ils/elles se amusent 

Grammaire II

Klinker of stomme h

Je me amuse --> Je m'amuse

Tu te amuses --> Tu t'amuses

Il/elle/on se amuse --> Il/elle/on s'amuse

Ils/elles se amusent --> Ils/elles s'amusent

Grammaire II

Exemple 1: se concentrer

Nous ... concentrons

Exemple 2: s'habiller

Elle ... habille

Grammaire II: partie 2

Voltooid deelwoord --> passé composé

2 delen:

• Hulpwerwoord (être)
• Voltooid deelwoord (-er --> é)

Grammaire II: partie 2

Rijtje van être:

• Je suis
• Tu es
• Il/elle/on est
• Nous sommes
• Vous êtes
• Ils/elles sont

Grammaire II: partie 2

Voltooid deelwoord:

Ik ben gegaan (aller)

Je suis allé

Ik heb me vergist (se tromper)

Je me suis trompé

Grammaire II: partie 2

Ik heb me vergist (se tromper) 

Je me suis trompé

Regel:

1. Altijd een vorm van être bij de passé composé.

2. Het wederkerend voornaamwoord voor de vorm van être.

Grammaire II: partie 2

Je me suis couché(e)

Tu t'es couché(e)

Il s'est couché/elle s'est couchée/on s'est couché(e)(s)

Nous nous sommes couché(e)s

Vous vous êtes couché(e)s/Vous vous êtes couché(e)

Ils se sont couchés

Elles se sont couchées

Grammaire II: partie 2

• Vrouwelijk enkelvoud +e
• Mannelijk meervoud +s
• Vrouwelijk meervoud +es

Tâche de la semaine

Leerwerk: unité 4 appr. 4, 5, 6 et 7  

Maakwerk: unité 4 barre 4.4 écouter, 4.5 grammaire II et 4.6 parler