H3.2

Wat gaan we doen?
  • Herhalen 3.1
  • Uitleg 3.2
  • Maken 3.2 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Herhalen 3.1
  • Uitleg 3.2
  • Maken 3.2 

Slide 1 - Tekstslide

Doelen §3.1 
  • Weten welke stoffen stroomgeleiden 
  • Verschil moleculaire stof, zout, metaal kennen
  • Weten hoe een atoom is opgebouwd
  • Weten wat een Isotope is 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
Een verbinding van twee metalen
C
Een verbinding van twee niet-metalen
D
Een verbinding van twee moleculaire stoffen

Slide 3 - Quizvraag

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 4 - Quizvraag

Zouten kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 5 - Quizvraag

Isotopen verschillen in:
A
Hoeveelheid protonen
B
Hoeveelheid elektronen
C
Hoeveelheid protonen en elektronen
D
Hoeveelheid neutronen

Slide 6 - Quizvraag

Metaal, zout of niet metaal?
F2
A
Metaal
B
Moleculaire stof
C
Zout

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
De gemiddelde atoommassa
B
Atomen van dezelfde soort met een verschillend aantal neutronen in de kern
C
Verschillende atomen die veel op elkaar lijken
D
Atomen van dezelfde soort met een verschillend aantal protonen in de kern

Slide 8 - Quizvraag

Metaal, zout of niet metaal?
C6H12O6
A
Metaal
B
Moleculaire stof
C
Zout

Slide 9 - Quizvraag

Moleculaire stoffen kun je herkennen aan:
A
De aanwezigheid van waterstof
B
De aanwezigheid van zuurstof
C
De aanwezigheid van niet-metalen
D
De aanwezigheid van metalen

Slide 10 - Quizvraag

§3.1

Slide 11 - Tekstslide

§3.1
Atoomnummer= aantal protonen (& elektronen) 
massagetal = protonen + neutronen

Koolstof = C atoomnummer 6 massa 12
hoeveel protonen, elektronen en neutronen? 

Slide 12 - Tekstslide

§3.1
Atoomnummer= aantal protonen (& elektronen) 
massagetal = protonen + neutronen

Isotoop = zelfde stof maar met andere massa 
Meer of minder neutronen in de kern 

Slide 13 - Tekstslide

§3.2
Volledig over metalen 

Slide 14 - Tekstslide

Doelen §3.2
  • eigenschappen van metalen kennen
  • edele en onedele metalen
  • metaalrooster/de bouw van metalen
  • metaalbinding

Slide 15 - Tekstslide

§3.2
Eigenschappen metalen:
  • glimmen
  • geleiden stroom en warmte
  • vervormbaar bij hoge temperaturen
  • meeste metalen hebben hoog smeltpunt
  • meeste metalen reageren met zuurstof en water

Slide 16 - Tekstslide

§3.2
Edele metalen = reageren niet met zuurstof en/of water
Goud, Zilver, platina 

Onedele metalen= reageren (heftig) met water en/of zuurstof 
Zink, ijzer, en alle andere metalen 

Slide 17 - Tekstslide

§3.2
Stroomgeleiding door vrije elektronen

Microniveau van metalen

Slide 18 - Tekstslide

§3.2
Binding= metaalbinding
Hele sterkte binding (daar door hoge kookpunten)

Negatieve elektron trekt aan positieve metaal ion (soort magneet + en -) 

Slide 19 - Tekstslide

§3.2
Legering / alliage= mengsel van metalen. 
Maak je als soort upgrade van het metaal

Bijvoorbeeld minder/niet laten reageren met water/zuurstof,
sterker maken van metaal 

Slide 20 - Tekstslide

§3.2
Legering waarom is het metaal dan sterker?

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk 

lezen §3.2
Maken 16 + 18 t/m 21 + 24 + 26abcd
 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide