Grammatica laatste les
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht
Slide 4 - Sleepvraag
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
lw
zn
vz
bn
vw
ww
de
hoewel
op
regen
bedachte
behandeld
Slide 5 - Sleepvraag
We | hebben| een quiz|gespeeld
A
Zinsontleding
B
Woordsoorten
Slide 6 - Quizvraag
De persoonsvorm hoort bij:
A
zinnen ontleden
B
woordsoorten
Slide 7 - Quizvraag
Wat zoek je bij woordsoorten?
A
persoonsvorm
B
gezegde
C
lidwoord
D
onderwerp
Slide 8 - Quizvraag
Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?
A
Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
B
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
C
Werkwoord, voornaamwoord, lidwoord
D
Ik weet niet wat woordsoorten zijn
Slide 9 - Quizvraag
Welk antwoord is juist?
A
pv en gez zijn woordsoorten
B
lw en ow zijn woordsoorten
C
alles voor de pv is één zinsdeel
D
ww en gez zijn zinsdelen
Slide 10 - Quizvraag
Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
de =
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
de =
A
ww
B
zn
C
bn
D
lw
Slide 11 - Quizvraag
Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
ww
Slide 12 - Quizvraag
Woordsoorten zijn lastig.
Welke woordsoort is 'zijn'?
Welke woordsoort is 'zijn'?
A
lidwoord
B
werkwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
mooiste
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
mooiste
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Jan gaf de toets aan de leraar.
Welk zinsdeel is 'de toets'?
Welk zinsdeel is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
Onderstreep de pv
B
Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen
C
Zoek het onderwerp
Slide 17 - Quizvraag
"Martijn had een tien voor zinsontleding."
In de bovenstaande zin is "Martijn" het onderwerp.
In de bovenstaande zin is "Martijn" het onderwerp.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 18 - Quizvraag
Zinsontleding vind ik super gaaf!
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
A
Er is geen gezegde.
B
vind
C
super gaaf
D
vind ik
Slide 19 - Quizvraag
Wat moet je voor zinsontleding allemaal kennen?
A
PV-WG-zinsdelen-O-LV-MV
B
PV-WG-zinsdelen-BN-ZN-MV-BWB
C
WG-zinsdelen-O-LV-MV-BWB
D
PV-WG-zinsdelen-O-LV-MV-BWB
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de tweede stap bij zinsontleding?
A
Onderstreep de pv
B
Zinsdeelstrepen zetten
C
Kijken of het een werkwoordelijk gezegde is
D
N
Slide 21 - Quizvraag
Op welke twee manieren kun je achter de pv van de volgende zin komen?
1. Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.
1. Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.
A
Door er een vraagzin van te maken
B
Door de vraagzin en de zinsontleding toe te passen
C
Door winnende te vervangen door verliezende
D
Door de getalproef en de tijdproef toe te passen.
