Kennismaking + one/ones
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Je gebruikt one en ones wanneer je een zelfstandig naamwoord verderop in een zin wilt herhalen.
Het is hierbij belangrijk dat het duidelijk is wat je er mee bedoelt.
je gebruikt one als het gaat om enkelvoud en ones zodra het gaat om meervoud.
This bag is very old. I need a new........
A
one
B
ones
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Small pineapples are sweeter than big......
A
one
B
ones
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Which is your car, the black ...... or the white .......
A
one, ones
B
ones, one
C
one, one
D
ones, ones
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
If you buy two bottles of water, you get a third ........ free.
A
one
B
ones
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
These dresses are expensive. Are there any cheap........
A
one
B
ones
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Jack has three pens – a red ...... and two green ......
A
one, ones
B
ones, one
C
one, one
D
ones, ones
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Ik vond deze les.....
Slide 11 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
