Tr. 16 Tekststructuur

Welkom

Wat wordt er geschreven?
Tekststructuren
Voor- en nadelen structuur
Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom

Wat wordt er geschreven?
Tekststructuren
Voor- en nadelen structuur
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Uitleg tekststructuren
  2. Oefening 
  3. Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!
 Trede 16 Nederlands
Tekststructuren

Slide 3 - Tekstslide

lesdoelen
Aan het eind van deze les...
- weet je de rollen van de inleiding, kern en slot
- weet je wat functies van tekstgedeeltes zijn
- weet je wat de rol van signaalwoorden zijn

Slide 4 - Tekstslide

Tekststructuur
We bespreken tekststructuur op 4 niveau's
  1. basiskennis: inleiding, kern en slot
  2. delen van de tekst: vaste tekststructuren
  3. op alineaniveau: functies van tekstgedeeltes
  4. op zinsniveau: signaalwoorden

Maak aantekeningen! 

Slide 5 - Tekstslide

1. basiskennis: inleiding, kern en slot

Je weet (als het goed is) al dat een tekst uit deze delen bestaat...
Maar weet je ook nog hoe de inleiding en het slot eruit zien?

Slide 6 - Tekstslide

Noem een functie die de
inleiding kan hebben.

Slide 7 - Woordweb

Welke manieren om de
tekst af te sluiten ken je?

Slide 8 - Woordweb

Inleiding
Slot
Belangstelling wekken, bijv. met een anekdote/stelling/citaat
Samenvatting
Onderwerp introduceren
Conclusie
Opbouw tekst aankondigen
Afweging
Aanbeveling/oproep
Toekomstbeeld

Slide 9 - Tekstslide

Hoe moet je dit kennen?
benoemen wat voor soort inleiding of slot er is!

Slide 10 - Tekstslide

2: delen van de tekst
Vaste tekststructuren en vaste vragen

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
stelling

Slide 13 - Sleepvraag

wat is géén tekststructuur
A
aspectenstructuur
B
verleden-heden-toekomsstructuur
C
beoordelingsstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 14 - Quizvraag

Signaalwoorden
Als de voordelen of de nadelen worden opgesomd, herken je deze aan signaalwoorden die een opsomming aangeven: en, ook, verder, ten eerste, ten tweede, in de eerste plaats, in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte en als laatste.
 






Slide 15 - Tekstslide

Je kunt de overgang tussen de voor- en nadelen herkennen aan signaalwoorden die een tegenstelling aangeven: enerzijds, anderzijds, aan de ene kant, aan de andere kant, daarentegen, daar staat tegenover, maar en toch.
Signaalwoorden die een samenvatting of herhaling aangeven zijn: samengevat, kortom, al met al, terugblikkend, zoals  gezegd, ofwel/ oftewel, anders gezegd, het komt erop neer dat. 

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Onderwerp: E-bikes en helmen
Hoofdgedachte: Fietsers van e-bikes moeten verplicht een helm dragen.
Inleiding: Beschrijving onderwerp: e-bikes en helmen
Middenstuk:
Deelonderwerp 1: voordelen van een helm dragen
Deelonderwerp 2: nadelen van een helm dragen
Slot:   Samenvatting/afweging van de voor- en nadelen


Slide 17 - Tekstslide

Hoofdgedachte hele tekst
Wat is ook alweer de hoofdgedachte?
Hoe bepaal je die?

Slide 18 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

De hoofdgedachte van een tekst 
vertelt in één zin de belangrijkste
boodschap van de tekst.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 20 - Tekstslide

Hoofdgedachte
* De hoofdgedachte van de tekst is de kortst mogelijke samenvatting in één zin.
Je vindt de hoofdgedachte door heel precies (intensief) te lezen.
Voorbeeld hoofdgedachte:
Veel leerlingen zijn blij dat eindelijk weer naar school mogen. 

Slide 21 - Tekstslide

3. op alineaniveau: functies van tekstgedeeltes

Heel veel mogelijke rollen die een alinea kan spelen in een tekst.
bijv. 
alinea 1 = anekdote. 
alinea 2 = stelling. 
alinea 3 = argument +  bewijs. 
alinea 4 = conclusie

Slide 22 - Tekstslide

Op zinsniveau: signaalwoorden
= expliciete woorden in de tekst waarmee zinnen, zinsgedeelten en alinea's logisch aan elkaar worden gekoppeld. 

11 categorieën van verbanden, voor nu alleen de 8 belangrijkste.

Slide 23 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Welke categorie verband hebben we in deze zin: "aangezien ik uitgeput was van onze wandeltocht, ben ik om negen uur gaan slapen"
A
Tegenstellend verband
B
Redengevend/verklarend
C
Samenvattend verband
D
Voorbeeld

Slide 25 - Quizvraag

Hoe moet je dit weten?

Signaalwoorden helpen je vooral bij de andere soorten van tekststructuur en maken het lezen makkelijker. Daarnaast staan antwoorden vaak rondom signaalwoorden.

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf op wat je deze les hebt geleerd

Slide 27 - Open vraag

Schrijf op wat je het moeilijkste vond van deze les.

Slide 28 - Open vraag

Trede 16 en 18 boek lezen
Creatieve opdracht of een schrijfopdracht 

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!

  • Trede 16

  • Volgende week vrijdag
    moet de trede ingeleverd zijn.

Slide 30 - Tekstslide