argumentatiestructuren en soorten argumenten 2022-2023

Betoog
Doel: overtuigen van de lezer/ luisteraar
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betoog
Doel: overtuigen van de lezer/ luisteraar

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Argumentatiestructuren [67] en soorten argumenten [65] 

Slide 3 - Tekstslide

Theorie: argumentatiestructuren en soorten argumenten
Op niveau:
-[63] Standpunt, argumenten en argumentatie (vanaf p.212 of  218)
-[66] Opbouw van argumentatie (vanaf p. 216 of 222)
-[67] Argumentatiestructuur (vanaf p.  218 of 224)
-[68] Basisschema's voor argumentatie (vanaf p. 219 of 225)
-[65] Soorten argumenten (vanaf p. 214 of 220)

Slide 4 - Tekstslide

Theorie argumentatiestructuren [67]

Slide 5 - Tekstslide

5 argumentatiestructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie
  5. Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 6 - Tekstslide

1) Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES
                                                               ⇑ signaalwoorden: want / omdat /                                           aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

2) Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

3) Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 11 - Tekstslide

4) Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

5) nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden met onderschikkende argumenten (subargumenten).

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

Het Vechtdal College is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Theorie: soorten argumenten 
Op Niveau paragraaf [65] vanaf p. 224 

Slide 22 - Tekstslide

Verschillende soorten argumenten
1.controleerbare  feiten of onderzoek
2. ervaring (emperisch argument)
3. gezag of autoriteit
4. vergelijking (analogie)
5. voorbeelden
6. nuttige of gewenste gevolgen
7. ongewenste gevolgen
8.veronderstelling of vermoedens
9.persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)
10. emoties (emotioneel argument) 

Slide 23 - Tekstslide

Controleerbare feiten of onderzoek
Je moet 1,5 meter afstand houden om de verspreiding van het nieuwe coronavirus te voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat virussen na een hoest ongeveer een meter afstand afleggen in de lucht. 

Slide 24 - Tekstslide

Gezag of autoriteit
Een mondkapje gebruiken tegen het coronavirus is volgens Jaap van Dissel alleen handig wanneer je precies weet hoe je het kapje moet gebruiken.

Slide 25 - Tekstslide

Ervaring (empirisch argument)
Ik zou momenteel niet naar het Amsterdam gaan. Ik ben daar de afgelopen week drie keer geweest en je ziet dat mensen geen 1,5 meter afstand van elkaar houden.

Slide 26 - Tekstslide

Vergelijking (analogie)
Een heel land in isolatie plaatsen is helemaal niet nodig. Kijk maar naar Zweden, daar leeft iedereen gewoon door en dat gaat goed.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeelden
Nooit meer een 1,5 meter afstand houden. Nooit meer verplicht thuis blijven. Dat zou prachtig zijn. Wanneer er een vaccin tegen corona is, laat ik me direct inenten.

Slide 28 - Tekstslide

Nuttige of gewenste gevolgen
De maximumsnelheid op de Nederlandse snelwegen moet omlaag. Dat zorgt voor aanzienlijk minder stikstof in de lucht. 

Slide 29 - Tekstslide

Ongewenste gevolgen
Je moet niet harder dan 130 kilometer per uur rijden op de snelweg, want dan krijg je een hoge stikstof uitstoot.

Slide 30 - Tekstslide

Veronderstellingen of vermoedens
Stacy zit volgens mij volgend jaar helemaal niet in Australië. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat ze dit jaar slaagt voor haar examens. 

Slide 31 - Tekstslide

Persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)
Mensen moeten geen vlees eten van dieren. Dieren zijn ook levende wezens, die recht hebben op een leven zonder pijn.

Slide 32 - Tekstslide

Emoties (emotioneel argument)
Die documentaire op Netflix over de bestrijding van een pandemie was hoopgevend. Het voelde als iets wat nu ook speelt en te bestrijden is.

Slide 33 - Tekstslide

Oefenen

Slide 34 - Tekstslide

Noteer de mening/ het standpunt

Slide 35 - Open vraag

Noteer het argument

Slide 36 - Open vraag

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:f
A
controleerbare feiten of onderzoek
B
gezag og autoriteit
C
persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)
D
ongewenste gevolgen

Slide 37 - Quizvraag

Noteer de mening

Slide 38 - Open vraag

Noteer het argument

Slide 39 - Open vraag

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:
A
controleerbare feiten of onderzoek
B
gezag of autoriteit (gezagsargument)
C
nuttige of gewenste gevolgen
D
veronderstelling of vermoedens

Slide 40 - Quizvraag

Noteer de mening/ het standpunt

Slide 41 - Open vraag

Noteer het argument

Slide 42 - Open vraag

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:
A
gezag of autoriteits (gezagsargument)
B
nuttige of gewenste gevolgen
C
veronderstelling of vermoedens
D
controleerbare feiten of onderzoek

Slide 43 - Quizvraag

Bekijk het volgende filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

De stelling luidt................

Slide 46 - Open vraag

Soorten argumenten (vanaf p. 214 of 220)
Tijd: 0:00 -03:46
Evlon:.............................
Abdulah:.........................
Thomas:...........................
Lot:....................................
Suzav:..............................
Grietje:.............................
David:...............................

Slide 47 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Welke 'stelling' kan je uit het verhaal van Lubach halen.

Slide 50 - Open vraag

Waarom gebruiken we hier niet de stelling : 'Moeten we misschien niet iets minder vlees eten?'
A
Deze stelling is te lang
B
Een stelling moet een mededelende zin zijn
C
Deze stelling is niet precies genoeg
D
Een stelling moet altijd in eigen woorden worden weergegeven

Slide 51 - Quizvraag

Welke drie hoofdargumenten gebruikt hij voor het onderbouwen van zijn stelling?

Slide 52 - Open vraag

Bij welk hoofdargument(en) maakt hij gebruik van subargumenten?

Slide 53 - Open vraag