Le Passé Composé (avoir): brugklas

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le Passé Composé

Passé Composé??!!

Zet de zin in de verleden tijd in het NEDERLANDS (en zorg dat je het ww 'hebben' gebruikt)
Ik speel.

Nog eentje...
"Wij spelen."

1. Wij speeelden.
2. Wij hebben gespeelt.
3. Wij hebben gespeeld.
4. Wij zijn gespeeld.

Geloof me... Frans is niets moeilijker!

Ik speel. -> Je joue. 

Ik heb gespeeld. -> J'ai joué.

Wij spelen. -> Nous jouons.

Wij hebben gespeeld. -> Nous avons joué.

Passé Composé : 2 delen

- Deel 1: het werkwoord AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

AVOIR ??!!

Hoe zat dat ook alweer? Even oefenen dan maar...

Passé Composé : 2 delen

- Deel 2: het voltooid deelwoord

Voorbeelden:

joué

dansé

aimé 

regardé

acheté

Wat viel op aan het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -ER?:

1. eindigen allemaal op é
2. eindigen allemaal op iets anders
3. eindigen allemaal op ée
4. zien er leuk uit

Zoals ik al zei: heel simpel die Passé Composé

Men neemt:

1. een vorm vh ww 'avoir'   +   2. het VD van het ww

        

                                    joué,                 dansé, regardé, aimé, parlé

                             travaillé, ...

Ik heb gedanst.

1. Je danse
2. Je suis dansé
3. J'ai danse
4. J'ai dansé

Zij heeft gekeken.

1. Elle a regardé
2. Elle a regardée
3. Elle regardé
4. Elle a regarde

Jullie hebben gegeten.

1. Vous avez mangée
2. Vous aves mangé
3. Vous avez mange
4. Vous avez mangé

Jij hebt gekocht.

1. J'ai acheté
2. On a acheté
3. Tu es acheté
4. Tu as acheté

Wij hebben gespeeld (nous - jouer).
hoofdletter en .

Jij hebt gewonnen (gagner).
hoofdletter en .

Zij hebben gewerkt (Ils - travailler).
hoofdletter en .

Faites attention!

Verbes irréguliers:

- avoir -> eu : Il a eu un cadeau. = Hij heeft een cadeau gekregen.

- être -> été : J'ai été malade. = Ik ben ziek geweest.

- faire -> fait : Tu as fait des photos? = Heb je foto's gemaakt?

Jij hebt een feestje gehad.

1. Tu as eu une fête.
2. Tu a eu une fête.
3. Tu as été une fête.
4. Tu ai eu une fête.

Ik ben naar Spanje geweest.

1. J'ai eu en Espagne.
2. J'ee été en Espagne.
3. J'ai été en Espagne.
4. J'ai étée en Espagne.

Jullie hebben het huiswerk gemaakt.

1. Vous aves fait les devoirs.
2. Vous avez fais les devoirs.
3. Vous avee fait les devoirs.
4. Vous avez fait les devoirs.

Wij zijn geweest (être).
gebruik 'nous' / hoofdletter en .

Hij heeft gedaan (faire).
hoofdletter en .

U heeft gehad.
hoofdletter en .

J'ai joué.

Vous avez dansé.

Elles ont été.

On a joué.

Tu as mangé.

Ik heb gespeeld.

U heeft gedanst.

Zij zijn geweest.

Men heeft gespeeld. 

Jij hebt gegeten.

Révision: Passé Composé

Men neemt:

1. een vorm vh ww 'avoir'   +   2. het VD van het ww

        

                                    joué,                 dansé, regardé, aimé, parlé

                             travaillé, ...

 

 avoir - eu / être - été /     faire - fait  

des questions?