20231214 Mask BASHAVO leerjaar 1 Thema's 3.4

BASHAVO
Maatschappijleer
David Lindenaar

Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie

david.lindenaar@vonknh.nl

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BASHAVO
Maatschappijleer
David Lindenaar

Docent burgerschap en maatschappijleer & - kunde bij de afdelingen:
Zorg, Vavo en Educatie

david.lindenaar@vonknh.nl

Slide 1 - Tekstslide

Maatschappijleer

Slide 2 - Tekstslide

AFSPRAKEN 
1. Kom op tijd.

2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.

3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.

4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.

5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.

6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.

Slide 3 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 4 - Tekstslide

Planning havo

30-11: 3.1 Wat is democratie?

07-12: 3.2 Politieke stromingen +
3.3 Politieke partijen

14-12: 3.4 Verkiezingen

21-12: 3.5 De regering regeert + 
3.6 Het parlement controleert










11-01: 3.7 Politiek dicht bij huis + 
3.8 Invloed op de politiek

18-01: 3.9 Internationale samenwerking

25-01:  Feedback en bespreking ingeleverde praktische opdrachten + Examenopgaven en herhaling oefentoets en vragen bespreken

Toetsweek 2: ma 29-01 t/m vrij 02-02



Slide 5 - Tekstslide

Terugblik op de les van 07-12: 

3.2 Politieke stromingen +

3.3 Politieke partijen

Slide 6 - Tekstslide

Ideologieën
Ideologieën: Een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.

Een ideologie heeft standpunten over:
  • Belangrijke waarden en normen.
  • Sociaaleconomische verhoudingen. Hierin onderscheiden linkse en rechtse ideologieën zich.

Slide 7 - Tekstslide

Links en rechts
Politiek gedachtegoed over sociaaleconomische verhoudingen: In welke mate moet welvaart worden gedeeld? Wat moet de overheid doen en wat niet?

Slide 8 - Tekstslide

Sociaaldemocratie
(=socialisme)
Belangrijke waarden: gelijkwaardigheid en solidariteit
  • Ontstaan in de 19e eeuw als reactie op slechte werkomstandigheden.
  • Communisten probeerden revoluties onder arbeiders te ontketenen.
  • Eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht.
  • Tegenwoordig sociaaldemocratie: vrijemarkteconomie is wenselijk, maar wel met een uitgebreide verzorgingsstaat.

Slide 9 - Tekstslide

Liberalisme
Belangrijke waarden: vrijheid en tolerantie
Economische vrijheid:
- Minder regels
- Vrijemarkteconomie
- Lagere belastingen


Persoonlijke vrijheid:
Bijvoorbeeld ten aanzien van:
- Geloofs- en levensovertuiging
- Euthanasie
- Homohuwelijk
- Genotsmiddelen

Slide 10 - Tekstslide

Confessionalisme
(=christen-democraten)
Belangrijke waarden: christelijk geloof
- Confessie = geloofsovertuiging


Tegenwoordig: christendemocraten.
- Gespreide verantwoordelijkheid
- Naastenliefde en saamhorigheid
- Rentmeesterschap (zorg voor de aarde)
- Maatschappelijk middenveld
- Gezin als hoeksteen van de samenleving
- Vaak in het politieke midden

Slide 11 - Tekstslide

Ecologisme
Nieuwe politieke stroming
  • Belangrijkste waarden: duurzaamheid en bescherming van ons leefmilieu. 
  • Belangrijk standpunt: goed voor de aarde zorgen is belangrijker dan de groei van de economie

Slide 12 - Tekstslide

Populisme
  • Populisme is meer een stijl van politiek bedrijven dan een ideologie.
  • Populisten komen op voor ‘het volk’ en keren zich tegen de elite.
  • Vaak zijn de standpunten sterk nationalistisch.

Wilders (PVV) en Baudet (FVD) in Nederland

Donald Trump (Republicans) in VS

Marine Le Pen (Front National) in Frankrijk

Slide 13 - Tekstslide

Progressief en conservatief gedachtegoed
Progressief: vooruitstrevende politieke ideeën. Vaker voorstander van veranderingen. Bijvoorbeeld: homohuwelijk, abortus, klimaatdoelstellingen.

Conservatief: behoudende politieke ideeën. Benadrukken wat al is bereikt en goed is. Bijvoorbeeld: sceptisch om meer macht aan Europese Unie over te dragen.


Slide 14 - Tekstslide

Stromingen in de politiek

Slide 15 - Tekstslide

Politieke partij, actiegroep en 
belangenorganisatie
Politieke partij: Groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een goede samenleving met als doel te beslissen over het bestuur van het land.

Actiegroep: Gericht op één doel. Bijv. ‘Wakker Dier’ (dierenwelzijn) en ‘Pro-life’ (anti-abortus).

Belangenorganisatie: Behartigt belangen van één bepaalde groep. Bijv. ANWB (weggebruikers) en vakbond (werknemers).




Slide 16 - Tekstslide

Soorten partijen: op basis van een 
ideologie
  • Sociaaldemocratie
  • Liberalisme
  • Confessionalisme (Christendemocratie)
  • Maar: politieke stromingen vallen dus niet per definitie samen met politieke partijen! En deze stromingen zijn minder belangrijk dan vroeger.

Slide 17 - Tekstslide

Soorten partijen: one-issuepartij
Stellen één aspect van de samenleving centraal. Bijvoorbeeld:
  • Partij voor de Dieren
  • BoerBurgerBeweging

Slide 18 - Tekstslide

Soorten partijen: populistische partij
  • Komt op voor de belangen van ‘gewone burgers’
  • Zet zich af tegen de politieke elite
  • Opvattingen zijn niet perse links of rechts
  • Hebben nationalistische standpunten en zijn
    tegen immigratie en tegen de EU

Wilders (PVV) in Nederland

Marine Le Pen (Front National) in Frankrijk

Slide 19 - Tekstslide

Soorten partijen: 
niet-democratisch
Niet-democratische partijen:
  • Wijzen een democratische staatsvorm af.
  • Fascistische / rechts-extremistische partijen.
  • Sterk nationalistisch.
  • Doen in Nederland niet mee aan de verkiezingen.
Nederlandse Volks-Unie

Gouden Dageraad (Griekenland)

Slide 20 - Tekstslide

Functies politieke partijen
  • Bundelen van ideeën over onze samenleving. Deze ideeën komen in een verkiezingsprogramma.
  • Informeren van kiezers over standpunten over maatschappelijke vraagstukken.
  • Participatie: als je lid wordt kan je bijv. meepraten over het verkiezingsprogramma.
  • Selectie van kandidaten: geschikte mensen zoeken die een politieke functie kunnen vervullen.

Slide 21 - Tekstslide

Minder mensen lid
  • Het aantal leden van partijen neemt sterk af. Van 800.000 in de jaren 50 naar minder dan 300.000 nu.
  • Het verlies is het grootst bij de van oorsprong grote partijen
    PvdA, CDA en VVD.
  • Door de terugloop komt de selectiefunctie in gevaar.
  • Partijleden vormen vaak een slechte afspiegeling van de samenleving.


Vraag: Welke groepen worden volgens jou in het parlement onvoldoende gerepresenteerd? En wat vind jij daarvan? Onderbouw je mening.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Politiek spectrum (TK verkiezingen 2021)

Slide 24 - Tekstslide

3.4 Verkiezingen

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel havo 14-12:  
We leren: 3.4 Verkiezingen

Centrale vraag:
  • In deze paragraaf stellen we de vraag: waarom stemmen mensen op een bepaalde politieke partij en wat gebeurt er met hun stem?



3.4 Verkiezingen:
opdrachten 01 - 17

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Verkiezingen
In Nederland zijn er verkiezingen voor:
  • Europese Unie


  • Tweede Kamer


  • Provinciale Staten


  • Gemeenteraad


  • Waterschappen




Slide 28 - Tekstslide

3.4 Verkiezingen

Slide 29 - Tekstslide

Zelfwerktijd 14-12

havo: Les 3.4 pagina 82:
vraag 01 - 05






timer
8:00
Ben je klaar? Werk verder.
3.4:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 30 - Tekstslide

Verkiezingsprogramma
  • Elke partij heeft een partijprogramma waarin alle standpunten staan.
  • De lijsttrekker (nummer één op de lijst) is de belangrijkste woordvoerder.

Slide 31 - Tekstslide

Goede kop! Waar past hij op?
Sleep de kop naar het juiste overhemd.

Slide 32 - Sleepvraag

Goede kop! Waar past hij op?
Sleep de kop naar het juiste overhemd.

Slide 33 - Sleepvraag

Op campagne

  • Tijdens verkiezingen maken lijsttrekkers gebruik van spindoctors.
  • Spindoctors: communicatiedeskundigen die kandidaten adviseren over een zo positief mogelijk imago.

Slide 34 - Tekstslide

Video: speechstrategie

Opdracht: Noem vier technieken die Klaver 
gebruikt tijdens de toespraak in de video.

Slide 35 - Tekstslide

Zelfwerktijd 14-12

havo: Les 3.4 pagina 82:
vraag 06 - 10






timer
8:00
Ben je klaar? Werk verder.
3.4:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 36 - Tekstslide

Rol van de media
  • Via de media proberen partijen vooral de stemmen van de zogenaamde zwevende kiezer te winnen.
  • Zwevende kiezer: Kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen.
  • Media spelen een grote rol in de verkiezings-campagne.
  • Denk aan: Tv-debatten, Talkshows en amusementsprogramma’s en Social media

Slide 37 - Tekstslide

Welke partij?

De voornaamste redenen om op een partij te stemmen:
  • De standpunten van de partij komen overeen met jouw ideeën.
  • De partij let goed op jouw belangen.
  • Je stemt strategisch: je kijkt welke partij kans maakt om in de regering te komen.
  • De persoon van de lijsttrekker spreekt je aan.


Slide 38 - Tekstslide

Stemmen
  • In Nederland stem je op een persoon, niet op een partij.
  • De meeste kiezers stemmen op de lijsttrekker.
  • Sommigen kiezen bewust voor een andere kandidaat.
  • Door voorkeursstemmen kan een kandidaat die laag op de lijst staat toch in de Tweede Kamer komen.

Vraag: Moet een Kamerlid zijn zetel opgeven als hij zijn partij verlaat?


Slide 39 - Tekstslide

Zelfwerktijd 14-12

havo: Les 3.4 pagina 83 - 84:
vraag 11 - 13






timer
5:00
Ben je klaar? Werk verder.
3.4:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 40 - Tekstslide

Opiniepeilingen

Opiniepeilingen: tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag.
  • Welke effecten hebben deze peilingen?
  • Zijn ze de afgelopen verkiezingen betrouwbaar gebleken?
  • Zie ook: www.allepeilingen.com

Slide 41 - Tekstslide

Evenredige vertegenwoordiging

Evenredige vertegenwoordiging: Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels.

Kiesdeler: De hoeveelheid stemmen die nodig is voor één zetel.

Kiesdeler =

 Bijvoorbeeld:                                                    = 60.000

 

Slide 42 - Tekstslide

Districtenstelsel

  • Voorbeelden: VS en Verenigd Koninkrijk.
  • Per district wint één afgevaardigde die het grootste aantal stemmen heeft.
  • Voordeel: afgevaardigden hebben een binding met hun eigen regio.
  • Nadeel: stemmen van verliezende kandidaat gaan ‘verloren’.

Stel: we hebben in ons land een districtenstelsel. Zijn er dan meer of minder politieke partijen in de Tweede Kamer?


Slide 43 - Tekstslide

Stel: NL kent districtenstelsel…
Dan had de VVD met ruim 21 % van de stemmen meer dan twee derde van het totaal aantal stemmen gehaald. Veel partijen waren niet in de Tweede Kamer gekomen.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Zelfwerktijd 14-12

havo: Les 3.4 pagina 84 - 85:
vraag 14 - 16






timer
5:00
3.4:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 46 - Tekstslide

Terugblik havo 14-12:
We hebben geleerd: 3.4 Verkiezingen

Centrale vraag:
  • In deze paragraaf stellen we de vraag: waarom stemmen mensen op een bepaalde politieke partij en wat gebeurt er met hun stem?



3.4 Verkiezingen:
opdrachten 01 - 17

Slide 47 - Tekstslide