Straling H.4

Straling H.4 + Stoffen en materialen H.2

Hoeveel neutronen heeft
een atoom fluor?

1. 9
3. 10
4. 28

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Welke straling is het gevaarlijkst?

1. alpha
2. beta
3. gamma
4. ultra violette

Alfastraling is voor inwendige bestraling en gammastraling is voor uitwendige bestraling

1. Juist
2. Onjuist

Alfastraling heeft een klein doordringend vermogen. Het ioniserend vermogen is dan

1. klein
2. groot

Het doordringend vermogen verschilt per soort straling.

In welke regel staat de straling in de goede volgorde van een groot naar een klein doordringend vermogen?

1. bèta-gamma-alfa
2. alfa-bèta-gamma
3. gamma-bèta-alfa
4. gamma-alfa-bèta

Welk deeltje in een atoom bepaalt welk element een atoom is?

1. neutronen
2. fotonen
3. protonen
4. elektronen

Bij een isotoop.....

Tip! Isotopen hadden iets te maken met de deeltjes in de atoomkern!

1. Zijn er evenveel protonen als neutronen
2. Zijn er evenveel elektronen als neutronen
3. Zijn er meer neutronen dan elektronen
4. Zijn er meer neutronen dan protonen

Het atoomnummer van dit atoom is

1. 3
2. 6
3. 7
4. 10

Een radioactief atoom heeft een .... of ... kern?

1. Stabiele
2. Instabiele

Welke straling heeft het grootste doordringend vermogen?

1. Alfastraling
2. Bètastraling
3. Röntgenstraling
4. Gammastraling

Welke straling heeft het kleinste doordringend vermogen?

1. Alfastraling
2. Bètastraling
3. Röntgenstraling
4. Gammastraling

Stofeigenschap.
Dichtheid is een stofeigenschap.

1. Waar
2. niet waar

Welke faseovergang zie je in het plaatje? (op de bril)

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Sublimeren
4. Koken

wat is een kenmerk van ioniserende straling?

1. De straling is zichtbaar voor mensen
2. De straling kan moleculen kapot maken
3. De straling transporteert warmte
4. UV-straling

welke deeltjes zijn isotopen van elkaar?

1. 2 en 3
2. 1, 2 en 4
3. 3 en 4
4. 2, 3 en 4

Wat is een atoom?

1. Een molecuul
2. Een bouwsteen van een molecuul
3. Onderdeel van een ion
4. Een stof

Welke deeltjes zitten in de kern van een atoom.

1. protonen, neutronen
2. elektronen, neutronen
3. protonen en elektronen

Rijpen is de faseovergang van:

1. vloeibaar naar gasvormige
2. gasvormige naar vloeibaar
3. gasvormige naar vast
4. vloeibaar naar vast

Condenseren is de faseovergang van:

1. vast naar gasvormige
2. gasvormige naar vloeibaar
3. vloeibaar naar gasvormige
4. vloeibaar naar vast

Het smeltpunt van Aluminium is 933 K. Hoe groot is het smeltpunt in graden Celsius

1. 1206
2. 933
3. 660

In de Röntgenfoto wordt door de botten de straling...

1. doorgelaten
2. geabsorbeerd

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk
4. Geen idee

De dichtheid van de zeep is ......... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk
4. Geen idee

De dichtheid van de vis is ......... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk
4. Geen idee

Welke straling is het gevaarlijkste bij bestraling van buitenaf?

1. Alfa straling
2. Beta straling
3. Gamma straling

Stofeigenschap.
Smeltpunt is een stofeigenschap.

1. Waar
2. niet waar

Is een patiënt na bestraling van buitenaf nog radioactief?

1. Ja
2. Nee
3. Dat kan je niet weten

Na inwendige bestraling van een tumor ben je

1. bestraald
2. besmet
3. beide
4. geen van beide

Welke deeltjes bepalen de massa van een atoom?

1. elektron en neutron
2. proton en molecuul
3. neutron en proton
4. proton en elektron

De dichtheid van de sleutel is ......... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk

De dichtheid is ...

1. Hoeveel Volume één gram stof heeft
2. Hoeveel massa één cm³ heeft

Wat is de formule van de dichtheid?
Dichtheid = ...

1. massa x volume
2. volume : massa
3. massa + volume
4. massa : volume

Een atoom is neutraal ...

1. Als er neutronen in zitten.
2. Als er meer neutronen dan protonen in zitten.
3. Als er meer neutronen dan elektronen inzitten.
4. Als er evenveel protonen als elektronen in zitten.

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Door welke faseovergang ontstaat mist?

1. Rijpen
2. Sublimeren/vervluchtigen
3. Verdampen
4. Condenseren