In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Signaal- en verwijswoorden
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het verband tussen de zinnen: Spruitjes vind ik lekker. Zuurkool vind ik vies. En met welk woord kan ik de zinnen koppelen
Slide 2 - Open vraag
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de leerling:
- Uitleggen wat signaalwoorden en verwijswoorden zijn.
- Signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.
- In een tekst verwijswoorden herkennen en het juiste antecedent aanwijzen.
- Zelf korte teksten schrijven waarin signaal- en verwijswoorden correct worden gebruikt.
Slide 3 - Tekstslide
Planning
-Signaalwoorden -Verwijswoorden
-Signaal-/ en verwijswoorden
-Blooket
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden
Een signaalwoord geeft een verband tussen verschillende zinnen of alinea's aan
Slide 5 - Tekstslide
Signaalwoorden
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag in stilte
Jullie krijgen een werkblad met een tekst. Uit de tekst ga je de signaalwoorden halen. Hierna ga je ook het verband noemen, die het signaalwoord aangeeft.
Op het werkblad staan ook invuloefeningen. Deze gaan jullie ook in stilte maken.
Slide 8 - Tekstslide
Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden als: hem, haar, die, dit, deze, waar, daar, ervan, erop, daarin, zo’n. Je gebruikt ze om te verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die je eerder hebt beschreven.
Slide 9 - Tekstslide
Waarom gebruiken we verwijswoorden?
Slide 10 - Open vraag
Hoe gebruiken we verwijswoorden
Welk verwijswoord juist is, hangt af van het woordgeslacht van het woord waarnaar je verwijst. Er zijn drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Hoe weet je welk woordgeslacht een zelfstandig naamwoord heeft? Onzijdige woorden zijn te herkennen aan het lidwoord het. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen allemaal de. In een woordenboek of spellinglijst kun je vinden of een de-woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is.
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag.... sssst
Op het bord staat zo een tekst met een aantal verwijswoorden. Zoek hetgeen waar de verwijswoorden naar verwijzen.
Klaar? Schrijf een tekstje over een bn'er waarin je hem/haar omschrijft zonder zijn/haar te noemen, maar door naar hem/haar te verwijzen.
Slide 12 - Tekstslide
Signaal- en verwijswoorden
In een normale tekst komen deze afwisselend voor.
15 min tekst schrijven over onderwerp naar keuze
5 min signaal- en verwijswoorden eruit halen
5 min uitwisselen met de buur en weer in laten vullen
Slide 13 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de leerling:
- Uitleggen wat signaalwoorden en verwijswoorden zijn.
- Signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.
- In een tekst verwijswoorden herkennen en het juiste antecedent aanwijzen.
- Zelf korte teksten schrijven waarin signaal- en verwijswoorden correct worden gebruikt.
Slide 14 - Tekstslide
Deze les was voor mij een signaal dat ik nog even naar de theorie verwezen mag worden