Samenvatting theorie fictie rapport 1

Samenvatting theorie fictie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting theorie fictie

Slide 1 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 2 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 3 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 4 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Als je fictie leest, weet je: de schrijver heeft lang en goed nagedacht over deze tekst. Hij heeft nagedacht over wat én hoe hij het zou opschrijven; over de inhoud en de vorm.
Kortgezegd is de vorm van een tekst hóe iets is opgeschreven en de inhoud wát er is opgeschreven. Vorm en inhoud vormen samen het werk. De manier waarop de twee gecombineerd worden, bepaalt hoe het uiteindelijke werk eruit komt te zien.

Slide 5 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Literaire teksten kunnen vele vormen aannemen. Je kunt dan ook allerlei vormkenmerken onderscheiden: is de tekst lang, kort, is er een ik-verteller of een auctoriale verteller? Een belangrijk onderscheid op hoofdniveau, is het verschil tussen proza en poëzie.

Wanneer iets een lopende tekst is, noemen we het proza. Dit betekent dat je een stuk tekst hebt dat over de hele breedte van het papier of scherm loopt. Alleen bij nieuwe alinea’s of hoofdstukken wordt de tekst afgebroken om op een nieuwe regel te beginnen. Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Slide 6 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Bij proza zie je daarom weinig witregels en weinig ‘leeg’ papier.
 

Slide 7 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Voor de inhoud van teksten onderscheiden we drie hoofdgenres: epiek, lyriek en dramatiek.
Epiek is de benaming voor alle verhalende teksten. Deze teksten noemen we ook wel epische teksten. Een tekst is verhalend wanneer er personages zijn die handelingen verrichten en er gebeurtenissen plaatsvinden. Epische teksten kunnen zowel de vorm van proza als de vorm van poëzie aannemen. Tegenwoordig zijn de meeste epische teksten in prozavorm geschreven, maar vroeger waren bijna epische teksten in dichtvorm geschreven.

Slide 8 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Bij lyriek staat gevoel centraal. Het zijn teksten waarin enkel een gevoel wordt uitgedrukt. In lyrische teksten gebeurt eigenlijk ‘niets’: er komen geen handelingen in voor en er verstrijkt ook geen tijd. Dit is het grote verschil met dramatische teksten.
Het laatste genre is dramatiek. Dramatische teksten zijn voor het toneel bedoeld. Dramatische teksten bestaan voor het grootste deel uit dialoog. Dit is tekst die gesproken wordt door de personages. Soms wordt de dialoog nog aangevuld met instructies, zoals ‘het personage gooit een vaas kapot’. Het menselijk conflict staat centraal in dramatische teksten.

Slide 9 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Vorm en inhoud staan niet los van elkaar. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Keuzes op het gebied van vorm hebben invloed op de inhoud, in andersom. De ene inhoud leent zich beter voor een bepaalde vorm dan de andere. Wil je iemand de liefde verklaren, dan ligt het meer voor de hand om een gedicht te schrijven dan een toneelstuk dat drie uur duurt. Wat je wilt schrijven, bepaalt dan dus hoe je het opschrijft.

Omgekeerd legt de vorm beperkingen op aan de inhoud. Als je een sonnet schrijft, dan heb je maar veertien regels tot je beschikking om je gedachtes in uit te drukken. En dan moet je er ook nog aan denken dat bepaalde regels op elkaar moeten rijmen. Je moet dan dus goed nadenken over de woorden die je kiest.

Slide 10 - Tekstslide

8. Vorm en inhoud
Kortom: Een literaire tekst is de combinatie van de gekozen vorm en inhoud.

Slide 11 - Tekstslide

22. Humor

Slide 12 - Tekstslide

22. Humor

Slide 13 - Tekstslide

22. Humor
Persiflage
Spottende nabootsing

Slide 14 - Tekstslide

22. Humor

Slide 15 - Tekstslide

22. Humor

Slide 16 - Tekstslide

23. Stijl

Slide 17 - Tekstslide

23. Stijl

Slide 18 - Tekstslide

23. Stijl

Slide 19 - Tekstslide

23. Stijl

Slide 20 - Tekstslide

24. Plot (p. 98)
Een goede plot is samen te vatten in één kernzin of 'premisse'.

Slide 21 - Tekstslide

24. Plot

Slide 22 - Tekstslide

25. Personages

Slide 23 - Tekstslide

25. Personages

Slide 24 - Tekstslide

25. Personages

Slide 25 - Tekstslide

25. Personages

Slide 26 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 27 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 28 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 29 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 30 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 31 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 32 - Tekstslide

26. Perspectief

Slide 33 - Tekstslide