Herhaling TL4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Herhaling TL4

* Spelling

* Brief 

* Fictietoets

werkwoordspelling

1. Hij onthoud.
2. Hij onthoudt.

werkwoordspelling

1. Hij bediend.
2. Hij bedient.

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

(Worden) jij ook gek van al die werkwoordspelling?

1. Wordt
2. Word

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.

1. Goed
2. Fout

werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

In het weekend besteld hij graag een pizza.

1. Goed
2. Fout

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Groningen.
2. Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Pauze 

Helemaal bovenaan je brief staat:

1. adres van de afzender
2. adres van de geadresseerde
3. datum
4. betreft

Achter betreft moet je beginnen met een:

1. kleine letter
2. hoofdletter

Beste meneer de Vries,

1. Dit is een goede aanhef
2. Dit is geen goede aanhef

Als je schrijft naar een bepaald persoon binnen een organisatie gebruik je t.a.v.

1. Waar
2. Niet waar

Ichthus College Kampen
t.a.v. Meneer De Groot
8271LD Kampen

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

Ichthus College Kampen
t.a.v meneer De Groot
8271LD Kampen

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

Ichthus College Kampen
T.a.v. meneer De Groot
8271LD Kampen

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

Kampen, 26-03-2021

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

Je schrijft de datum tussen de twee adressen in

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

De reden dat ik deze brief schrijf, is omdat ik graag iets wil vragen.

1. Dit is correct
2. Dit is niet correct

1

2

3

4

5

Je eigen adres

De datum

Adres waar het heen moet

Betreft:

De aanhef

De jongen liep rustig de hoek om, zonder dat hij wist dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren.

1. ik-vertelsituatie
2. personale vertelsituatie
3. alwetende vertelsituatie
4. auctoriaal perspectief

Wanneer er flashbacks in een verhaal zitten dan is het:

1. in chronologische volgorde
2. in niet-chronologische volgorde

Hoeveel verschillende verklaringen van een titel moet je minimaal kunnen benoemen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Een motief is een reden waarom bepaalde personages iets doen.

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer er gevraagd wordt naar de ruimte in het verhaal:

1. dan noem je de plek waar het zich afspeelt
2. dan noem je de plek, maar ook de sfeer en weersomstandigheden
3. dan noem je alleen de sfeer en weersomstandigheden
4. dan doe je dat zo kort mogelijk

Verhaaltje

Joris is een jongen die snel ruzie heeft. Joris gaat naar school en hij heeft binnen een seconde alweer ruzie met de lerares. De lerares stuurt hem direct de klas uit, want ze is niet langer gediend van zijn gedrag. Joris heeft wel vaker ruzie gehad met deze lerares. Nadat Joris uit de les is gestuurd loopt hij langs de balie om een briefje te halen bij de baliemedewerkster. Daarna wandelt hij naar huis. 

Hoofdpersoon

Bijpersoon

Achtergrondfiguur

Joris

De lerares

De baliemedewerkster

Ik snap nu alles wat ik moet weten voor mijn tentamens Nederlands!

😒🙁😐🙂😃

Dit wil ik nog weten