Online lesson week 16: Quantifiers

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Quantifiers
  • a lot of, lots of
  • much
  • many
  • some ,  any
  • a little , a few

Slide 2 - Tekstslide

An opening question!

Slide 3 - Tekstslide

Welke woord(en) kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 4 - Quizvraag

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of
* I have a lot of friends.
* We paid a lot of money for it.
Na so, as, too NIET!
I sleep as many hours as I can.
We ate too much food today.
A

Slide 5 - Tekstslide

VEEL
many = meervoud of telbaar
many children
many birds
many subjects
many stories
Je gebruikt MANY in vragende en ontkennende zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

VEEL
much = enkelvoud of ontelbaar
much sugar
much time
much homework
much coffee
Je gebruikt MUCH in vragende of ontkennende zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Veel = 
Bevestigende zinnen (Yes/+) :  * a lot of / lots of
Ontkennende en vraagzinnen (Not/-/?:
                          * Niet te tellen: MUCH (much money/time/luck)
                          * Wel te tellen: MANY(many shirts/ books/ chairs)

Slide 8 - Tekstslide

Aantekeningen:
 lots of / a lot of = veel (in bevestigende zinnen)
much / many = veel
little / few = weinig






Slide 9 - Tekstslide

We have ... time.
A
a lot of
B
lots of
C
much
D
many

Slide 10 - Quizvraag

Choose many / much:
Did he have __________ eggs?
A
many
B
much
C
a lot of
D
lots of

Slide 11 - Quizvraag

There wasn't ...... traffic
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 12 - Quizvraag

A LITTLE = een beetje (enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)


I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 13 - Tekstslide

weinig = 
          Niet te tellen: * LITTLE (little money/time/luck)
          Wel te tellen: * FEW (few friends/stars/cars)

            Let op: een beetje = a little                   een paar = a few
                       It has a little light.                           It has a few colours.

Slide 14 - Tekstslide

(weinig):

..... water
A
few
B
little

Slide 15 - Quizvraag

(weinig):

..... customers
A
few
B
little

Slide 16 - Quizvraag

(een paar):

I'm cutting ... onions.
A
a little
B
few
C
a few
D
little

Slide 17 - Quizvraag

(een beetje):

I only want ... tomato sauce.
A
few
B
a few
C
little
D
a little

Slide 18 - Quizvraag

Kies uit: a little / little / a few / few.


- Are you coming?
Yes, I'm just going to take ........ more pictures.
A
a little
B
little
C
a few
D
few

Slide 19 - Quizvraag

That store hasn't got ... notebooks.
A
much
B
a lot of
C
many
D
lots of

Slide 20 - Quizvraag

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 21 - Quizvraag

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 22 - Quizvraag

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 23 - Quizvraag

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 24 - Quizvraag

SOME & ANY
Betekenis: een paar, een beetje, wat, enkele
Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

Slide 25 - Tekstslide

SOME : wanneer gebruik je het
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 26 - Tekstslide

ANY • wanneer gebruik je het?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
   
             
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 27 - Tekstslide

Aantekeningen:
een paar/beetje, wat, enkele = some / any

Bevestigende zinnen (Yes/+ ): SOME
Ontkennende (No/- ) en vraagzinnen (?): ANY

Slide 28 - Tekstslide

I've got ... good ideas.
A
some
B
any

Slide 29 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 30 - Quizvraag

SOME/ANY
I need ... apples, but I don't need ... pears.
A
any... any
B
some... some
C
any... some
D
some... any

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

So what about you?

I understood ... of this lesson
A
a lot
B
little
C
a little
D
a few

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide