Taal §2, §5 en §6 ALLE LEERSTOF

Taal §2, §5 en §6
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen (§2)
  • Rijm (§5)
  • Vergelijkingen (§6)
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taal §2, §5 en §6
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen (§2)
  • Rijm (§5)
  • Vergelijkingen (§6)

Slide 1 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen

§2 (p. 92)

Slide 2 - Tekstslide

Geel blok blz. 92:

letterlijk taalgebruik


figuurlijk taalgebruik


taalgebruik waarbij je precies bedoelt wat je zegt of schrijft

taalgebruik waarbij je iets anders bedoelt dan wat je zegt of schrijft; een beeld (figuur) maakt de betekenis duidelijk

Slide 3 - Tekstslide

Geel blok blz. 92:

spreekwoord



uitdrukking






onveranderlijke hele zin in de tegenwoordige tijd met een figuurlijke betekenis

vaste combinatie van woorden met een figuurlijke betekenis

Slide 4 - Tekstslide

Verschil:
Spreekwoord = Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.

Uitdrukking = een fluitje van een cent.

Het spreekwoord verandert NOOIT! De uitdrukking kan je wel een beetje veranderen: dat IS een fluitje van een cent, dat WAS een fluitje van een cent, HET is een fluitje van een cent .......

Slide 5 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

voor een appel en een ei kopen

voor spek en bonen meedoen

moord en brand schreeuwen
Betekenis:

heel goedkoop kopen

niet om de prijzen meedoen

heel hard schreeuwen

Slide 6 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

over koetjes en kalfjes praten


met vlag en wimpel slagen


in geuren en kleuren vertellen
Betekenis:

over onbelangrijke dingen praten

met zeer goede beoordeling slagen

heel uitvoerig vertellen

Slide 7 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

een fluitje van een cent


boven de pet gaan

er geen kaas van gegeten hebben



Betekenis:

iets wat met weinig moeite te doen is, iets gemakkelijks

er niets van begrijpen

er geen verstand van hebben

Slide 8 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

geen touw aan kunnen vastknopen

uit de brand helpen

water naar de zee dragen

Betekenis:

niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld

uit de nood helpen

iets doen wat totaal zinloos is

Slide 9 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

aan de lopende band


kleur geven aan

Kinderen die vragen, worden overgeslagen.

Betekenis:

aan een stuk door, steeds maar weer

opvrolijken, verlevendigen

Je moet je beurt afwachten.

Slide 10 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

een blauwe maandag

een blauwtje lopen


er een handje van hebben

Betekenis:

heel kort

afgewezen worden (in de liefde)

de gewoonte hebben

Slide 11 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

te pas en te onpas


door de bank genomen

Betekenis:

steeds opnieuw, of het nu zin heeft of niet

meestal

Slide 12 - Tekstslide

Uitdrukkingen:

in de soep lopen


de knoop doorhakken


de kop in het zand steken
Betekenis:

volledig mislukken (van een plan)

een beslissing nemen (in een moeilijke situatie)

het gevaar niet willen zien

Slide 13 - Tekstslide

Spreekwoord:
Beter een goede buur dan een verre vriend.

= Goede buren kunnen sneller hulp bieden dan een vriend die ver weg woont.

Slide 14 - Tekstslide

Spreekwoord:
Beter half ei dan een lege dop. 

= Beter iets dan niets.

Slide 15 - Tekstslide

Spreekwoord:
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. 

= Als je iets verkeerds doet, moet je de gevolgen daarvan dragen.

Slide 16 - Tekstslide

Spreekwoord:
Wie a zegt, moet ook b zeggen. 

= Wie eenmaal ergens aan begonnen is, moet dat ook afmaken.

Slide 17 - Tekstslide

Spreekwoord:
De aanval is de beste verdediging. 

= Je kunt in een strijd beter zelf actie ondernemen dan afwachten.

Slide 18 - Tekstslide

Spreekwoord:
Een goed begin is het halve werk. 

= Een goed voorbereid begin maakt de kans op succes groot.

Slide 19 - Tekstslide

Spreekwoord:
Het is de toon die de muziek maakt. 

= Het gaat om de manier waarop iets gezegd wordt.

Slide 20 - Tekstslide

Spreekwoord:
Wie het eerst komt, die het eerst maalt. 

= Wie het eerst ergens om vraagt, wordt het eerst geholpen

Slide 21 - Tekstslide

Spreekwoord:
Je moet de dag niet prijzen voor het avond is.

= Een werk is pas te beoordelen als het klaar is.

Slide 22 - Tekstslide

Spreekwoord:
Je moet de huid niet verkopen voor de beer geschoten is. 

= Je moet niet doen alsof iets van jou is, voordat je het werkelijk bezit.

Slide 23 - Tekstslide

Spreekwoord:
Honger maakt rauwe bonen zoet. 

= Iemand die honger heeft, vindt alles lekker.

Slide 24 - Tekstslide

Spreekwoord:
Een kat in het nauw maakt rare sprongen. 

= Iemand die in moeilijkheden zit, doet vaak onverwachte dingen.

Slide 25 - Tekstslide

Rijm

§5 (p. 98)

Slide 26 - Tekstslide

rijm


eindrijm
klankovereenkomst in woorden of beklemtoonde lettergrepen

rijm aan het eind van woorden, vaak aan het eind van twee regels in een lied of gedicht


Slide 27 - Tekstslide

beginrijm/alliteratie




klinkerrijm/assonantie
rijm van gelijke medeklinkers een het begin van woorden of lettergrepen die bij elkaar in de buurt staan

rijm van beklemtoonde klinkers midden in woorden die bij elkaar in de buurt staan

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het andere woord voor beginrijm?

Slide 29 - Open vraag

Wat is het andere woord voor klinkerrijm?

Slide 30 - Open vraag

Eindrijm: 

Slide 31 - Tekstslide

Alliteratie 


Assonantie


Slide 32 - Tekstslide

Rijmende uitdrukkingen:

  • aju paraplu

  • 1 april, kikker in je bil

  • boontje komt om zijn loontje


  • eigen schuld, dikke bult

  • jammer de bammer

  • opgestaan, plaats vergaan 

Slide 33 - Tekstslide

Rijmende uitdrukkingen:

tegen heug en meug (eindrijm)

na lang wikken en wegen (beginrijm)
Betekenis:

met grote tegenzin

de voors en tegens onderzoeken; er goed over nadenken

Slide 34 - Tekstslide

Rijmende uitdrukkingen:

zonder blikken of blozen (beginrijm)

bepakt en bezakt (eindrijm)


Betekenis:

zonder schaamte


met (veel) bagage

Slide 35 - Tekstslide

Vergelijkingen

§6 (p. 100)

Slide 36 - Tekstslide

vergelijking


figuurlijk taalgebruik waarbij je iets wat er echt is (= object) vergelijkt met iets anders wat erop lijkt (= beeld) 
- object en beeld worden vaak verbonden door woorden als: als.... / lijkt wel .... / zo ... als .... / ... is net ....

Slide 37 - Tekstslide

vaste vergelijking




cliché
vergelijking met zo .... als ...., waarbij het eerste deel van de vergelijking een vast vervolg heeft (zo groen als gras)

(te) veel gebruikte vergelijking of uitdrukking, waardoor de betekenis verzwakt is

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld cliché:
zo klaar als een klontje 
(betekenis: het is helemaal duidelijk, iedereen begrijpt meteen hoe het zit)

Deze uitdrukking is in het verleden zo vaak gebruikt, dat hij nu zijn kracht is verloren. 

Slide 39 - Tekstslide

Vergelijkingen met dieren:
zo doof als een kwartel
zo glad als een aal
zo grijs als een duif
zo koppig als een ezel
zo slim als een vos
zo trots als een pauw

Slide 40 - Tekstslide

Vergelijkingen uit de Bijbel en de geschiedenis:

zo arm als Job
zo oud als Methusalem
praten als Brugman
zo wijs als Salomo

Slide 41 - Tekstslide

Vergelijkingen:

branden als een fakkel

als haringen in een ton zitten



praten als een kip zonder kop
Betekenis:

zeer fel branden

zich met veel mensen in een kleine ruimte bevinden, dicht op elkaar

onnadenkend, erg dom, in het wilde weg praten

Slide 42 - Tekstslide

Vergelijkingen:

gillen als een mager speenvarken

zweten als een otter

als een paal boven water staan


Betekenis:

verschrikkelijk luid schreeuwen

hevig transpireren

voor iedereen duidelijk zijn; absoluut zeker zijn

Slide 43 - Tekstslide

Vergelijkingen:

beven als een rietje

balen als een stekker


Betekenis:

hevig trillen

iets heel erg vervelend vinden; er meer dan genoeg van hebben

Slide 44 - Tekstslide

Opgesloten vergelijking:
Bijvoorbeeld: flinterdun.
Vroeger was dit een vergelijking (zo dun als een flinter), maar nu is het woordje flinter helemaal in het woord gekropen.

Slide 45 - Tekstslide

Opgesloten vergelijking:

  • flinterdun
  • kaarsrecht
  • kiplekker
  • mierzoet
  • ragfijn
  • spijkerhard
  • straatarm

  • vlijmscherp
  •  oliedom
  • spiegelglad
  • broodmager
  • pijlsnel
  • snipverkouden
  • moddervet
  • loodzwaar

Slide 46 - Tekstslide

Zoek twee voorbeelden van 
alle drie de soorten rijm:

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

beginrijm: vaak-voor-vensterglas, samen-spelen
klinkerrijm: ik-zit, het vensterglas, en-denk, was-dan
eindrijm: vensterglas- was
vervelen-spelen

Slide 49 - Tekstslide

Zoek twee voorbeelden van 
alle drie de soorten rijm:

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Beginrijm: Romeinen-rukken, krijgt-klein, barbaren-bier

Klinkerrijm: wij-Romeinen, krijgt-klein, pakken-land, die-niet, wij-Romeinen-zijn, kip-drinken, vreten-everzwijn, bij-Rijn

Eindrijm: klein-zijn, wijn-everzwijn, fontein-onrein, terrein-Rijn

Slide 52 - Tekstslide

voor een .... en een ei kopen

Slide 53 - Open vraag

moord en ... schreeuwen

Slide 54 - Open vraag

over koetjes en ... praten

Slide 55 - Open vraag

in geuren en .... vertellen

Slide 56 - Open vraag

een ... van een cent

Slide 57 - Open vraag

zo ... als een klontje

Slide 58 - Open vraag

zo ... als een pauw

Slide 59 - Open vraag

zo ... als een duif

Slide 60 - Open vraag