Zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Welkom!
Pak alvast: grammaticaboekje 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: grammaticaboekje 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les...
... weet je wat een zelfstandig werkwoord en een koppelwerkwoord is;
... begrijp je hoe je een zww en kww kunt herkennen in een zin;
... weet je dat in een zin met meerdere ww de pv het hww is.

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag
  • Ontdekopdracht 5, blz. 44
  • Geen woorden toevoegen/ veranderen
  • 5 minuutjes, dan bespreken + uitleg
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Soorten werkwoorden
  • Elke taal heeft minstens drie soorten woordsoorten: 
  • Werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord
  • In het Nederlands: drie soorten werkwoorden
  1. Zelfstandig werkwoord (zww)
  2. Koppelwerkwoord (kww)
  3. Hulpwerkwoord (hww)

Slide 5 - Tekstslide

WG: zelfstandig werkwoord
  • In een zin met een WG is het werkwoord de baas
  • WG soms maar 1 werkwoord
  • Bijv.: 'Jan fietst.'
  • 'Fietsen' heeft betekenis = het zelfstandig werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden
  • Zww nodig om snel  betekenis aan de zin te kunnen geven. 
  • WG soms meer werkwoorden
  • 'De jongen zou een cadeau aan het meisje willen geven.'
  • Hoe veel ww? Welke is het zww?
  • Hoe veel rollen deelt het zww uit?
  • Welk zinsdelen krijgen welke rol?

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord = de baas
  • Zww is de baas van een zin met een werkwoordelijk gezegde, want:
  1. Het draagt de betekenis van de zin, en
  2. Bepaalt welke rollen andere zinsdelen kunnen vervullen. 

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 20 en 21
  • Mag samen 
  • +- 5 minuten, daarna bespreken

Slide 9 - Tekstslide

Ontdekopdracht 6
  1. Maak zo veel mogelijk kloppende zinnen door rij 1 en 2 te combineren > dit keer mag je (werk)woorden vervoegen en toevoegen
  2. Bepaal welke zinnen WG-zin zijn > zww onderstrepen en hww omcirkelen
  3. Bepaal welke zinnen NG-zin zijn > hww omcirkelen
  4. Er blijven ww over! Welke ww niet onderstreept of omcirkeld?
  • +- 10 min. eerst 5 min. stil alleen, daarna mag je samenwerken
  • Daarna bespreken + uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Ontdekopdracht 6 
Voorbeeldzinnen:
  • Hij gaat/ wil/ moet beroemd worden. | Hij is beroemd geworden.
  • Hij gaat/ wil/ moet een ei bakken. | Hij heeft een ei gebakken.
  • Hij gaat/ wil/ moet de baas zijn. | Hij is de baas geweest.
  • Hij gaat/ wil/ moet een rondje zwemmen.  Hij heeft een rondje gezwommen. | Hij is een rondje gezwommen.
  • Hij gaat/ wil/ moet zich omdraaien. | Hij heeft zich omgedraaid.

Slide 11 - Tekstslide

WG
  • Welke zinnen bevatten een WG?
  • 'een ei bakken, een rondje zwemmen, zich omdraaien'
  • Welke ww heb je onderstreept als zww?
  • 'Bakken, zwemmen, omdraaien' (en de vervoegingen)
  • Welke ww heb je omcirkeld als hww? 
  • 'Gaan, willen, hebben, moeten, zijn' (en de vervoegingen)

Slide 12 - Tekstslide

NG
  • Welke zinnen bevatten een NG?
  • 'beroemd worden' en 'de baas zijn'
  • Welke ww heb je omcirkeld als hww?
  • 'Gaan, willen, hebben, moeten, zijn' (en de vervoegingen)

Slide 13 - Tekstslide

Niet onderstreept
  • Worden, geworden, zijn, geweest 
  • Dus geen zelfstandig werkwoord én geen hulpwerkwoord
  • Maar: koppelwerkwoord!

Slide 14 - Tekstslide

NG: koppelwerkwoord

  • NG-zin: onderwerp heeft eigenschap/ toestand
  • Bijv.: 'Jan is bakker.'
  • Het werkwoord dat het onderwerp koppelt aan deze eigenschap/ toestand = het koppelwerkwoord (kww)
  • Wat is dus hier het koppelwerkwoord?
  • Net als 1 zww in een WG-zin, ook maar 1 kww in een NG-zin!

Slide 15 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden
  • Bijv.: 'Piet is docent geworden.'
  • Meer ww in een zin? Op zoek naar de pv! 
  • Pv is altijd hww én dus niet het kww!
  • Wat is in de voorbeeldzin het kww?
  • Geworden = 'belangrijkste' ww in de zin, want koppelt eigenschap aan ow!
  • Kan er maar 1 zijn en staat rechts in de zin bij meer ww

Slide 16 - Tekstslide

Dusss...
  • WG-zin? Belangrijkste werkwoord in de zin is het zww, alle overige werkwoorden zijn een hww
  • NG-zin? Belangrijkste werkwoord in de zin is het kww, alle overige werkwoorden zijn een hww
  • Hww kunnen dus in beide soorten zinnen én met meerdere tegelijk voorkomen
  • Van een zww en kww kan er maar één in de zin!

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 22, blz. 49
  • Niet klaar = huiswerk
  • Klaar? Interviewproject of grammatica herhalen

Slide 18 - Tekstslide

Even checken
  • Kan een WG-zin een zww en kww hebben?
  • Kan een zin meer hww bevatten?
  • Hoe weet je of een ww in een WG-zin een zww of hww is?
  • Hoe weet je of een ww in een NG-zin een of kww of hww is? 

Slide 19 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende week: 
  • Herhalen zww, kww + uitleg hulpwerkwoord
  • Interview uitwerken (ook tijd in de les)
  • Interview af: donderdag 29 maart (en eerste presentaties)

Slide 20 - Tekstslide