In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Weten wat 'beperkende factor' betekent
Slide 1 - Tekstslide
Doorsnede blad
Cuticula (= waslaagje)
(pallissade-parenchym)
(Houtvaten en bastvaten)
(O2 eruit en CO2 erin)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is noodzakelijk voor fotosynthese?
A
zuurstof
B
warmte
C
licht
D
glucose
Slide 4 - Quizvraag
Voor de fotosynthese is water nodig. Welke andere stof wordt verbruikt bij de fotosynthese?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Zuurstof
D
Stikstof
Slide 5 - Quizvraag
Beperkende factoren
Beperkende factor is de factor die het meest van het optimum afligt.
Door de beperkende factor wordt de fotosynthese geremd.
Slide 6 - Tekstslide
Beperkende factoren
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de beperkende factor tussen P en R?
Wat zou de beperkende factor tussen R en S kunnen zijn?
Slide 8 - Tekstslide
Plantencellen bevatten chloroplasten. Dat woord moet je kennen. Wat zijn 'chloroplasten'?
A
Het zijn zetmeelkorrels
B
Het zijn bladgroenkorrels
C
Het zijn kleurstofkorrels
D
Het zijn huidmondjes
Slide 9 - Quizvraag
Fotosynthese = glucose, en dan?
Andere suikers (Vervoer via bastvaten)
Zetmeel (Opslag, in bladeren en wortels en knollen)
Cellulose (In celwanden, voedingsvezels!)
Eiwitten (Opbouw van cellen, Opslag in zaden)
Vetten (In celmembranen, Opslag in zaden)
Koolstofassimilatie en voortgezette assimilatie
Koolstofassimilatie = fotosynthese
Voortgezette assimilatie = omzetten van glucose in andere stoffen
Slide 10 - Tekstslide
Aan welke processen doet een plant?
A
Fotosynthese
B
Fotosynthese en verbranding
C
Verbranding
D
Geen van allen
Slide 11 - Quizvraag
Een plant is :
A
autotroof
B
heterotroof
Slide 12 - Quizvraag
Autotroof (de groene planten en cyanobacteriën)
De meeste planten zijn autotroof (= zelfvoedend)
Fotosynthese
koolstofdioxide + water + zonlicht --> glucose + zuurstof
anorganische stoffen --> organische stoffen
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Experimentje
Een tiental planten wordt onder tien lampen geplaatst, met elk een verschillende lichtcapaciteit (lux)
Het resultaat staat in de tabel op de volgende dia
Slide 15 - Tekstslide
Maak van deze gegevens een goede grafiek, in je schrift (schets, niet te netjes). Maak een foto.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wie durft er een foto van zijn/haar grafiek te laten zien?
Slide 18 - Open vraag
Antwoord
Ja, zowel fotosynthese als (aerobe) dissimilatie vinden plaats. De fotosynthese produceert evenveel O2 als de dissimilatie verbruikt (namelijk 5). Vandaar dat het netto op 0 uitkomt.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Het antwoord op de vorige vraag was: (over Nettoproductie, Fotosynthese en Dissimilatie)
A
N = D - F
B
N = F - D
C
N = D + F
D
N = F
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Drooggewicht = als je een organisme helemaal droogt. Waarvoor gebruik je dit?
A
Om te kijken of een organisme aan fotosynthese gedaan heeft
B
Om te kijken of het organisme veel water bevat
C
Om te kijken of het organisme groter geworden is
D
Om te kijken of de biomassa van het organisme toegenomen is