faire du sport

Tu fais du sport ?
In deze les ga jij de namen van de sporten in het Frans leren en dan kun je straks ook vertellen welke sporten jij  beoefent.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tu fais du sport ?
In deze les ga jij de namen van de sporten in het Frans leren en dan kun je straks ook vertellen welke sporten jij  beoefent.

Slide 1 - Tekstslide

Les sports en français:
le basket, le volley, le foot
le rugby, le football américain
le judo, le karaté, le kung-fu
, le base-ball, 
le rafting, le canoé
la danse, la gymnastique, la natation, 
l'athlétisme, l'équitation

Slide 2 - Tekstslide

Faire du sport = sporten
Om te vertellen in het Frans  welk sport jij beoefent
 gebruik jij een vorm van 
FAIRE  +
DU / DE LA / DE L' 
je fais de la natation = ik zwem
tu fais du foot = jij voetbalt
...etc  

Slide 3 - Tekstslide

faire
je fais
tu fais
il/ elle/ on fait
nous faisons
vous faites
ils/elles font

Slide 4 - Tekstslide

je fais du / de la /de l' 
du met mannelijke sportnamen

 
de la met vrouwelijke sportnamen


de l'   als de sportnaam met een klinker / stomme h begint


Slide 5 - Tekstslide

Je fais ......foot
A
de la
B
du
C
de l'

Slide 6 - Quizvraag

Tu fais.....natation
A
du
B
de l'
C
de la

Slide 7 - Quizvraag

Claudine fait .....équitation
A
de la
B
de l'
C
du

Slide 8 - Quizvraag

Nous faisons.....taekwondo
A
du
B
de la
C
de l'

Slide 9 - Quizvraag

Vous .....du tennis
A
fais
B
faitez
C
faisez
D
faites

Slide 10 - Quizvraag

Béatrice ......du ski.
A
faite
B
fais
C
fai
D
fait

Slide 11 - Quizvraag

Tu .....du hockey sur glace.
A
faise
B
faites
C
fais
D
fait

Slide 12 - Quizvraag

Odette et sa soeur ..... de la gym.
A
fait
B
font
C
faites
D
faisons

Slide 13 - Quizvraag

Léon et Aurélie .....de la danse.
A
vont
B
sont
C
font
D
ont

Slide 14 - Quizvraag

Je ..... du shopping à Valkenburg.
A
vais
B
fais

Slide 15 - Quizvraag

Sonia et Noémie .....des devoirs.
A
font
B
vont

Slide 16 - Quizvraag

Il .....chaud [ het is warm/het weer].
A
est
B
fait

Slide 17 - Quizvraag

Nous .....du badminton.
A
font
B
vont
C
sommes
D
faisons

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal : zij [ vrouw mv] voetballen

Slide 19 - Open vraag

Vertaal : Victor tennist

Slide 20 - Open vraag

Vertaal : Jij hockeyt.

Slide 21 - Open vraag

Vertaal : wij fietsen

Slide 22 - Open vraag