KTH1A 20 W25 1. S d
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat wil Fuchs doen?
A
lezen
B
opruimen
C
luilakken
D
slapen
Slide 4 - Quizvraag
Van welk woord wordt de betekenis gezocht?
A
Toho
B
Towahu
C
Tohuwobo
D
Tohuwabohu
Slide 5 - Quizvraag
In welke boeken zoekt hij naar de betekenis van het woord?
A
woordenboek
B
woorden van vreemde woorden
C
bijbel
D
a, b en c
Slide 6 - Quizvraag
Sperrangelweit offen betekent:
Slide 7 - Open vraag
Hoe heet de commissaris?
alleen de naam!
alleen de naam!
Slide 8 - Open vraag
Wat onderzoekt de commissaris?
Slide 9 - Open vraag
Waarom hoeft hij niet verder te zoeken wie de dief is van de melk?
A
Er is geen andere vingerafdruk op het glas.
B
De 2e vingerafdruk laat duidelijk zien wie de dief is.
Slide 10 - Quizvraag
Wat mist er eigenlijk uit de studio?
Je mag ook antwoord geven in het Duits.
Je mag ook antwoord geven in het Duits.
Slide 11 - Open vraag
Hoe ging het begrijpen van de luisteropdracht?
A
goed
B
slecht
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat is stap 1 als je een werkwoord wilt voorzien van de juiste uitgang.
A
je zoekt uit welke uitgang je kent
B
je bestudeert het werkwoord en de betekenis goed
C
je maakt een stam
D
je neem het hele werkwoord -en of -n
Slide 14 - Quizvraag
De uitgangen van het werkwoord tun zijn:
A
e, e, s, ten, et, en
B
e, est, et en et en
C
e, t, en, t, en
D
e, st, t, en, t, en
Slide 15 - Quizvraag
Bij het werkwoord
lotsen (=loodsen)
krijgt du de uitgang
lotsen (=loodsen)
krijgt du de uitgang
A
e
B
st
C
t
D
est
Slide 16 - Quizvraag
In het Duits schrijf je de volgende woorden met altijd met een hoofdletter.
A
werkwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
lidwoorden
D
geen van vorige antwoorden
Slide 17 - Quizvraag
De dagen van de week, moeten in het Duits .... met een hoofdletter geschreven worden.
A
niet
B
wel
Slide 18 - Quizvraag
In onderstaande tekst horen .... hoofdletters te staan.
am montag gehe ich mit meinem vater zur schule um mein zeugnis ab zu holen.
am montag gehe ich mit meinem vater zur schule um mein zeugnis ab zu holen.
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 19 - Quizvraag
Als je hebt hebt over een tijd die op de klok te zien is gebruik je het woord
A
Stunde
B
Uhr
Slide 20 - Quizvraag
Es ist
13.10 uur
13.10 uur
A
zehn nach ein
B
dreizehn Uhr zehn
C
zehn nach eins
D
dreizehn und zehn Stunden
Slide 21 - Quizvraag
10:45 ?
A
Viertel vor zehn
B
Viertel vor elf
C
dreiviertel zehn
D
drei viertel elf
