werkwoordspelling - les 2

werkwoordspelling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-fictieopdracht
-werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

fictieopdracht 2

Slide 3 - Tekstslide

keuzeopdracht 1
-lees een kort verhaal van plotify
-kies een van de bijbehorende opdrachten
-minimaal 300 woorden
-alleen of in tweetallen

Slide 4 - Tekstslide

keuzeopdracht 2
-kies een boek van www.lezenvoordelijst.nl
-kies een van de bijbehorende opdrachten
-alleen of in tweetallen

Slide 5 - Tekstslide

inleverdatum
uiterlijk vrijdag 4 juni 0:00 uur (mail of chat)

Slide 6 - Tekstslide

werkwoordspelling
terugblik persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 7 - Tekstslide

Verbeter alle fouten uit onderstaande zin:

Karel beloofd zijn vader dat hij het voorval morgen bij de conciërge melt, zodat de pestkop gestrafd word.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd

Slide 10 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd onregelmatig worden vervoegd. Je krijgt een nieuwe vorm:
bijten    -  ik beet
kopen   -  ik kocht
lopen    -  ik liep

Slide 11 - Tekstslide

sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden kun je meestal schrijven wat je hoort. Als de vorm op een t-klank eindigt, kijk dan naar het hele werkwoord om te zien of je een t of een d moet schrijven. 
lijden        -   leed
smijten    -   smeet
rijden       -    reed
snuiten   -    snoot

Slide 12 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd regelmatig worden vervoegd. Je gebruikt dan:
ik-vorm   +  te(n) : ik maakte, wij lachten
                                      of 
ik-vorm   +  de(n) : jij hoorde, jullie belden

Slide 13 - Tekstslide

't ex kofschip
Om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd met -d of -t geschreven moet worden, kun je gebruik maken van een ezelsbruggetje. 

Slide 14 - Tekstslide

't ex kofschip
1)   vind de stam van het werkwoord : haal -en van het                              werkwoord af 
2)  kijk of de laatste letter van de stam een medeklinker uit                    't  ex-kofschip is : t, x, k, f, s, ch, p

              Let op:  Gebruik hiervoor de stam, niet de ik-vorm!

Slide 15 - Tekstslide

't ex kofschip
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit                           't ex-kofschip?                 t, x, k, f, s, ch, p 

ja     ->  schrijf ik-vorm + te(n)  : praten  ->  ik praatte
                                                                 kruisen -> ik kruiste
nee ->  schrijf ik-vorm + de(n) : zagen  ->  ik zaagde
                                                                 zeven  ->  ik zeefde

Slide 16 - Tekstslide

oefenen
www.maxitaal.net/sh -> werkwoorden -> persoonsvorm vt

klaar? -> weektaak

Slide 17 - Tekstslide

weektaak
Hoofdstuk 1 spelling ww-vormen: opdr. 10
Hoofdstuk 2 lastige ww-vormen: opdr. 13

Slide 18 - Tekstslide