3.4 Crisistijd

3.4 De Crisistijd
1919-1939
Voor en na een wereldoorlog
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 De Crisistijd
1919-1939
Voor en na een wereldoorlog

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
In deze paragraaf leer je: 
- Hoe het ging met de economie in de jaren 30.

- Hoe antidemocratische partijen opkwamen.

- Hoe Duitsland een totalitaire dictatuur werd.

Slide 2 - Tekstslide

Einde WOI
Op 11 november 1918 kwam er een wapenstilstand en was de Eerste Wereldoorlog voorbij. De overlevenden konden naar huis, maar er waren ook miljoenen doden, vermisten en gewonden.

Slide 3 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
Duitsland mag geen groot leger meer hebben. 
Duitsland moet een Enorme schadevergoeding betalen.
Duitsland raakt haar kolonies kwijt. 
Duitsland wordt kleiner, hieruit is polen ontstaan. 

Slide 4 - Tekstslide

Duitsland na WO I 
  • Duitsland wordt een democratie--> werkt slecht, veel extreme partijen
  • Om de herstelbetalingen te kunnen betalen wordt er geld bij gedrukt.
  • Economisch gaat het slecht (uitzondering 1924-1929)

Slide 5 - Tekstslide

Dolkstootlegende
De nieuwe linkse regering had wapenstilstand gesloten na WOI.
En daarmee soldaten verraden.

Slide 6 - Tekstslide

Republiek van Weimar
  • Van 1918 -1933 heet DU zo
  • Geen keizer, democratie
  • Niet populair
  • Veel gevechten op straat tussen communisten en de  nazi's (nat. socialisten)


Slide 7 - Tekstslide

Bij de Vrede van Versailles...
A
Kreeg Duitsland de schuld van WO I
B
Raakte Duitsland veel land kwijt
C
Mocht Duitsland nog een klein leger hebben
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Een republiek heeft
A
Geen regering
B
Geen president
C
Geen democratie
D
Geen koning/keizer

Slide 9 - Quizvraag

Tijdens de Republiek van Weimar was er veel strijd tussen...
A
de kapitalisten en de communisten
B
de republikeinen en de monarchisten
C
de Duitsers en de Fransen
D
de communisten en de nationaal-socialisten

Slide 10 - Quizvraag

Inflatie betekent...
A
Dat je geld minder waard wordt
B
Dat je geld meer waard wordt
C
Dat je minder kunt kopen voor je geld
D
Dat je minder verdient

Slide 11 - Quizvraag


Duitsland 
1924-1929


Gaat economisch goed met Duitsland. NSDAP blijft daardoor klein. Komt door steun vanuit Amerika.




Slide 12 - Tekstslide

Economische crisis
1929
- Beurskrach in Verenigde Staten
- crisis slaat over naar Europa 

Slide 13 - Tekstslide

Economische crisis

Wereldcrisis, dus ook in DU.

In de Republiek van Weimar ging het extra slecht door:

1) Herstelbetalingen

2) Geen leningen VS meer

3) Geen koloniën

Slide 14 - Tekstslide

HYPERFLATIE
je geld is niets meer waard

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Stempelen oor de voedselbank

Slide 17 - Tekstslide

Stempelen voor een uitkering

Slide 18 - Tekstslide

De economische crisis trof Duitsland extra zwaar omdat...
A
Duitsland geen kolonies had
B
Duitsland geld moest betalen aan FR en GB
C
Duitsland geen geld meer kreeg van de VS
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quizvraag

4. Hitler komt aan de macht
Hitler komt aan de macht

Slide 20 - Tekstslide

Adolf Hitler



Ontevreden veteraan
Richt de NSDAP op
Mislukte staatsgreep 1923
           Schrijft "Mein Kampf" 

Slide 21 - Tekstslide

NSDAP
  • NSDAP neemt fascistische standpunten over ...

  • + voegt rascisme toe (op basis van afkomst)--> rassenleer en antisemitisme.

*  Gebruikt propaganda en terreur

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Hitler onze laatste hoop stond op verkiezingsposters van de NSDAP

Slide 24 - Tekstslide




Propaganda

Slide 25 - Tekstslide

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • Ook wel: nazisme genoemd

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd

  • De Nederlandse NSB was ook nationaal-socialistisch

Slide 26 - Tekstslide

Kenmerken van nationaal-socialisme

  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.

  • Rassenleer en antisemitisme (jodenhaat)

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 27 - Tekstslide

Duitsland wordt een totalitaire staat
  • Het belang van de groep en de staat gaat voor alles.
  • Wie niet wou luisteren werd geïntimideerd.
  • De leider (Der Führer) is allesoverheersend.
  • Duitsland wordt een dictatuur. 
  • Eenpartijstelsel, geen parlementaire democratie.
  • Propaganda.
  • Jeugd geïndoctrineerd.
  • Veel uiterlijk vertoon.

Slide 28 - Tekstslide

Indoctrinatie, ook op school, hoe ziet de ariër eruit?

Slide 29 - Tekstslide



Oorlogsindustrie


Werkeloosheid verdween doordat Hitler opdracht gaf aan de oorlogsindustrie om wapens en andere militaire producten te maken. 

Slide 30 - Tekstslide

In nederland
NSB --> Nationaal socialistische beweging

Niet zo groot, Nederlanders stemden op gematigde partijen

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 3.4 Crisistijd
Opdracht 1, 3 en 6
Pagina 50

Slide 32 - Tekstslide