Voorbereiding PW H1

Voorbereiding Proefwerk 1
Pak je laptop, pen en schrift.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding Proefwerk 1
Pak je laptop, pen en schrift.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Vandaag ga ik alles herhalen over wat je allemaal moet weten en moet kunnen voor de toets.

Je bent stil en je doet mee of je gaat zelf in stilte leren.

Cijfer van het so zet ik som. Telt een klein beetje mee.

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je leren?
1. Aantekeningen.
2. 1.2 tot en met 1.4.+ begrippen (in het rode boekje)
3. De tien tijdvakken.
4. De bronnen.

Zorg dat je de begrippen goed kent.

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent het begrip evolutietheorie?
A
De theorie dat de moderne mensheid zich gedurende een lange periode ontwikkeld heeft uit andere soorten
B
De mens heeft zich nooit ontwikkeld.
C
Dat de mens 100.000 jaar geleden is ontstaan.
D
De theorie waarbij er wordt gezegd dat de mens steeds toeneemt.

Slide 4 - Quizvraag

1.2
Prehistorie: de tijd zonder schriftelijke bronnen.
Historie: De tijd met schriftelijke bronnen.


Je moet weten hoe de eerste moderne mens heet en wanneer die is ontstaan.
Je kent het begrip evolutietheorie.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat zie je vaak bij een plek waar jagers en verzamelaars wonen?
A
Kleine, simpele huisjes.
B
Alleen maar irrigatielandbouw.
C
Grote en stevige huizen.
D
Alleen maar hoge flatgebouwen.

Slide 7 - Quizvraag

1.2
Middel van bestaan jagers- verzamelaars en boeren.                                           
 Je weet wat de nomaden zijn.( waarom rondtrekken?)

Steentijd: De periode in de geschiedenis waarin mensen vooral stenen werktuigen, wapens en andere gebruiksvoorwerpen hebben. ( werktuigen!)

Slide 8 - Tekstslide

Wat deden jagers en verzamelaars niet?
A
Rondtrekken
B
veeteelt
C
jagen
D
verzamelen

Slide 9 - Quizvraag

1.3
Je weet wat er veranderde rond 11.000 v.Chr.
De tempratuur steeg en de ijskappen smolten.

Oorzaak landbouw: klimaat veranderde
Gevolgen landbouw: Meer mensen+ op 1 plek wonen

Slide 10 - Tekstslide

Je weet waar de eerste steden ontstonden.
( Mesopotamië )
Je kent de begrippen veeteelt, akkerbouw, landbouwsamenleving en landbouwrevolutie.
De overgang van de samenleving van jagers-verzamelaars naar de boeren heet de nieuwe landbouwsamenleving.

Slide 11 - Tekstslide

De samenleving van de jagers en verzamelaars
 De landbouwsamenleving
 De landbouw-stedelijke samenleving.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De eerste steden ontstonden in...
A
Mesopotamië
B
Nederland
C
Afrika
D
Duitsland

Slide 14 - Quizvraag

1.3
Je kent het begrip irrigatielandbouw

Je kent het verband tussen irrigatielandbouw en het bestuur en het schrift.
Je kent de begrippen ambacht en landbouw stedelijke samenleving.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Er was irrigatielandbouw. Toen kwam er ook een schrift. Waarom?
A
Om liedjes op te schrijven
B
Om de afspraken van de irrigatielandbouw op te schrijven.
C
Om verhalen op te schrijven
D
Het was een boodschappenlijstje

Slide 17 - Quizvraag

1.4 Egypte 
Je kent de begrippen Nijldelta, hiërogliefenschrift en hiërarchie. 
1. farao (soort koning, belangrijkste man)
2. Priesters en ambtenaren( ambtenaar maakte wetten)
3. boeren
4. slaven

Slide 18 - Tekstslide

Wie was het belangrijkst in de Egyptische samenleving?
A
De slaven
B
De farao
C
De ambtenaren
D
De boeren

Slide 19 - Quizvraag

1.4 Egypte 
Waarom geloofden de Egyptenaren in natuurgoden en brachten ze offers?
Je kent de begrippen mummificeren, piramiden en je weet waarom piramides zijn gemaakt.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Waarom geloofden de Egyptenaren in natuurgoden?
A
Ze konden heel veel dingen niet verklaren, dus ze dachten dat er goden waren.
B
Dit hadden ze gelezen in een boek.
C
Dit hadden ze gezien op tiktok.
D
Ze zagen de goden, dus ze wisten dat de goden er waren.

Slide 22 - Quizvraag

tijdvakken
Je moet de tijdvakken kunnen benoemen en je moet  weten wanneer de tijdvakken zijn.

Je moet de 'bijnamen' zoals oudheid, middeleeuwen ook weten.
Focus je op de eerste 5 tijdvakken.
tijdvak 3+4 = middeleeuwen

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer tot wanneer duurde het eerste tijdvak van jagers en boeren?
A
van 1800 tot 1900
B
van 3000 tot 4000
C
het begin(<) tot 3.000 voor Christus
D
3.000 voor Christus tot 500

Slide 24 - Quizvraag

Bronnen
Je moet weten wat een geschreven en een ongeschreven bron is.


Slide 25 - Tekstslide

Je moet weten wat een directe/ uit de tijd zelf) en een indirecte bron/  is( uit andere tijd of door iemand die er niet bij was).


Deze moet je ook kunnen herkennen op de toets.

Slide 26 - Tekstslide

Direct of indirect?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Boek over tweede wereldoorlog. Geschreven in 2001

Slide 30 - Tekstslide

Geschreven of niet geschreven?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Tips
Leer de begrippen.
Overhoor elkaar.
Kijk nog eens naar de opdrachten van tijd voor geschiedenis.

Slide 35 - Tekstslide

Vragenuurtje
Maandag 11-10  vanaf 14: 15 of tussen 13 05 en 13 30.
Lokaal R406

Voor als je wilt leren, extra uitleg of tips wilt hebben.

Als je je so wilt inzien, moet je zelf contact met mij zoeken.

Slide 36 - Tekstslide

Succes met leren!

Slide 37 - Tekstslide