Hfdst 5 keuzedeel fitness

Trainingsleer
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Trainingsleer

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Trainingsopbouw
Warming – up
Algemeen en specifiek
Nb: Door de spieren iets te verwarmen verhoogt het prestatieniveau met 10%

Kern gedeelte
Kern 1 en kern 2 gedeelte

Cooling down
Lichaam terugbrengen naar rustniveau.
Afvalstoffen eruit door lichte aerobe inspanning
Spiertonus terugbrengen door licht stretchen of schudden met de spieren



Slide 4 - Tekstslide

Wat is het doel van de warming-up?
A
de sporter lichamelijk naar prestatieniveau brengen
B
de sporter geestelijk naar prestatieniveau brengen
C
de sporter zowel lichamelijk als geestelijk naar prestatieniveau brengen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een algemene en een specifieke w-up?

Slide 6 - Woordweb

Door een w-up verbetering van
 Coördinatie 

Spier en gewrichtsfunctie 

Belastbaarheid banden en spieren 

De snelheid waarmee het lichaam van een inspanning hersteld

1 a 2 graden verhoging kerntemperatuur --> 10% verbetering prestatieniveau


Slide 7 - Tekstslide

Wat is het doel van de cooling down?

Slide 8 - Woordweb

Cooling down

Het lichaam van hoge intensiteit terug te brengen naar rustniveau 

Slide 9 - Tekstslide

Het opstellen van doelen
SMART

Maak een SMART doelstelling voor iemand die af wil vallen

Slide 10 - Tekstslide

Maak een korte SMART doelstelling voor iemand die af wil vallen

Slide 11 - Woordweb

Soorten prestatie 
Lichamelijk aspect
Mentale aspect
Tactisch aspect
Technisch aspect

Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijk aspect

K kracht
L lenigheid
U uithoudingsvermogen
C coördinatie
S snelheid

Slide 13 - Tekstslide

Mentaal aspect
Elke maximale inspanning eis een bepaalde mentale status.
Dat kan concentratie of agressie zijn. De psychische kant van het presteren zal sterk bepalend zijn.

Slide 14 - Tekstslide

2

Slide 15 - Video

00:50
Hij fitnesst om een judowedstrijd na te bootsen, welk energiesysteem is dit?
A
Creatinefosfaatsysteem
B
Zuurstofsysteem
C
Melkzuursysteem

Slide 16 - Quizvraag

01:50
Waarom is dit filmpje een voorbeeld van een mentaal aspect?

Slide 17 - Woordweb

Technisch aspect
Met zo min mogelijk energie een zo groot mogelijke prestatie leveren.
Hierdoor neemt ook de veiligheid van een oefening toe.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Tactisch aspect
Welke acties onderneem je op welk moment?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Trainingsprincipes

Specificiteit
Overload
Wet van de verminderde meeropbrengst
Reversibiliteit 

Slide 22 - Tekstslide

Specificiteit

Je wordt alleen beter in datgene wat je traint. Een sprinter gaat als training geen marathon lopen.






Slide 23 - Tekstslide

Overload

Een training is pas een prikkel als het lichaam uit balans wordt gebracht. Omdat het lichaam zich aan trainingen moet aanpassen, moeten trainingen dus zwaarder worden gemaakt.

Slide 24 - Tekstslide

Wet van de verminderde meeropbrengst

Hoe minder getraind je bent, hoe meer resultaat je van een training kunt verwachten.

Slide 25 - Tekstslide

Reversibiliteit 

Alle trainingsresultaten verdwijnen weer als de prikkel verdwijnt.

Slide 26 - Tekstslide

Belasting en belastbaarheid
Je traint een spier door deze net iets meer te belasten dan dat deze gewend is. Maar niet teveel, want dan heb je kans op blessures. 

De belastbaarheid hangt van persoonlijke factoren af: 
Fysiologische belasting
Biomechanische belasting
Psychologische belasting

Slide 27 - Tekstslide

Nu oefentoets maken in teams
Tot blz 102 behandeld! 
oefentoets tot opdr 10 gemaakt, andere 18 moeten nog. 

Slide 28 - Tekstslide

Trainingsleer

Slide 29 - Tekstslide

Het/ de ........... houdt in dat als men stopt met trainen, de behaalde prestatieverbetering weer zal afnemen. Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
overloadprincipe
B
reversibiliteit
C
wet van de verminderde meeropbrengst
D
specificiteitsprincipe

Slide 30 - Quizvraag

Het/ de ......... houdt in dat je datgene moet trainen waar je beter in wilt worden. Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
overloadprincipe
B
reversibiliteit
C
wet van de verminderde meeropbrengst
D
specificiteitsprincipe

Slide 31 - Quizvraag

Wat is GEEN effect van krachttraining?
A
toename van de sterkte van de ligamenten
B
verbeterde intermusculaire coördinatie
C
toename LDL cholesterol
D
toename van concentratie ATP, CP en glycogeen

Slide 32 - Quizvraag

Een man van 40 jaar oud doet een sprint van 400 meter en is compleet verzuurd en buiten adem wanneer hij overkomt. Hoe hoog zou zijn hartslag ongeveer kunnen zijn?
A
140 bpm
B
160 bpm
C
180 bpm
D
200 bpm

Slide 33 - Quizvraag

Een training is pas een prikkel wanneer het lichaam uit balans wordt gebracht

Welk training principe bedoelen we hiermee?
A
Overload
B
Specificiteit
C
Wet van de verminderde meeropbrengst
D
Reversibiliteit

Slide 34 - Quizvraag

...... is met zo weinig mogelijk energie een zo groot mogelijke prestatie leveren. Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
techniek
B
tactiek
C
mentaliteit
D
lichamelijkheid

Slide 35 - Quizvraag

De passieve stabiliteit wordt gevormd door?
A
spieren
B
botten
C
kapsels en banden
D
gewrichten

Slide 36 - Quizvraag

De actieve stabiliteit wordt gevormd door?
A
spieren
B
botten
C
kapsels en banden
D
gewrichten

Slide 37 - Quizvraag

Trainingsprogramma uitwerken
f     frequentie hoe vaak
i     intensiteit hoe zwaar
t     tijd hoelang
t     kracht of cardio


Slide 38 - Tekstslide

Waar staat ROM voor? 

Slide 39 - Tekstslide

Uitleg blz 125

Cardio en krachttraining 

Slide 40 - Tekstslide

Oefentoets afmaken 

Slide 41 - Tekstslide