Literatuur - Het sprookje

1 / 20
volgende
Slide 1: Link
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Lesdoelen
Na deze les kan je:
  • de doelgroep van sprookjes onderzoeken.
  • de kenmerken van sprookjes herkennen.
  • het verschil tussen volkssprookjes en cultuursprookjes benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Lesverloop
  • Filmpje: lesonderwerp ontdekken 
  • Lesdoelen overlopen
  • Doelgroep sprookje: Oefening werkboek p. 195
  • Kenmerken sprookje: Oefening werkboek p.196-197
  • Verschil tussen volkssprookjes en cultuursprookjes
  • Heb je alles begrepen?
  • Quiz: Wat weet jij van sprookjes?

Slide 3 - Tekstslide

Instructies oefeningen werkboek p.195-197

Slide 4 - Tekstslide

Betekenis sprookje
Het woord sprookje is afgeleid van het middeleeuwse 'sproke', dat verhaal of vertelling betekent. 
Magie speelt vaak een rol in een sprookje en er wordt een beroep  gedaan op de fantasie van de lezer of luisteraar. Het begint vaak met de stereotiepe openingsformule "Er was eens..." en speelt zich af op een onbepaalde plaats in een onbepaald verleden, wat ook een bepaalde sfeer oplevert.

Slide 5 - Tekstslide

Doelgroep sprookjes vroeger en nu
  • Sprookjes waren oorspronkelijk voor volwassenen bedoeld, en bevatten soms gewelddadige en erotische passages. Pas later, onder meer door diverse bewerkingen en vertalingen, werden sprookjes aangepast voor kinderen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Volkssprookjes vs. cultuursprookjes
  • De gebroeders Grimm verzamelden en schreven oude volksprookjes op. Volksprookjes zijn anoniem d.w.z. dat men niet wist wie die sprookjes bedacht hadden. Ze werden alleen mondeling verteld en daardoor waren er verschillende versies van in omloop. (bv. Hans en Grietje, Roodkapje, Doornroosje)
  • Cultuursprookjes werden geschreven door één persoon en zijn veel recenter: ze waren populair in de romantiek (19de eeuw) (bv. De kleine zeemeermin van de Deen Hans Christian Andersen)

Slide 8 - Tekstslide

Heb je alles begrepen?
  • Toon aan met een voorbeeld dat sprookjes oorspronkelijk voor volwassen bedoeld waren.
  • Noem een aantal gruwelijke gebeurtenissen in traditionele sprookjes.
  • Leg uit hoe het komt dat er van volkssprookjes verschillende varianten bestaan. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet jij van sprookjes?

Slide 10 - Tekstslide

1. Waar komt het woord 'sprookje' vandaan?
A
Van het woord 'toverspreuk'
B
Van het middeleeuwse woord 'sproke'
C
Het moest eigenlijk 'spookje' zijn

Slide 11 - Quizvraag

2. Sprookjes waren vroeger bestemd voor _______________
A
koningen en koninginnen
B
ridders
C
volwassenen
D
kinderen

Slide 12 - Quizvraag

3. Hoe heten de broers die sprookjes schreven?
A
de sprookjesbroers
B
de gebroeders Grimm
C
de gebroeders Anderson

Slide 13 - Quizvraag

4. Welke soort sprookjes zijn het oudste?
A
cultuursprookjes
B
volkssprookjes
C
ze kunnen allebei even oud zijn

Slide 14 - Quizvraag

5. Welk sprookje is NIET van de gebroeders Grimm?
A
De wolf en de 7 geitjes
B
Hans en Grietje
C
De Chinese nachtegaal
D
De Bremer Stadsmuzikanten

Slide 15 - Quizvraag

6. Het beeldje van de kleine zeemeermin staat in de haven van
A
Oslo
B
Stockholm
C
Helsinki
D
Kopenhagen

Slide 16 - Quizvraag

7. Wie is dit?
A
Sneeuwwitje
B
Assepoester
C
Roodkapje
D
Tinkelbel

Slide 17 - Quizvraag

8. Wat verliest Assepoester als ze van de trap rent?
A
een glazen muiltje
B
een laars
C
een haarspeld

Slide 18 - Quizvraag

9. Waarom laten de ouders van Hans en Grietje hen alleen?
A
ze gaan op schattenjacht en ze moeten splitsen
B
Ze zijn hen vergeten
C
Ze hebben niet genoeg geld om voor hen te zorgen

Slide 19 - Quizvraag

10. Van wat worden de drie huisjes van de biggetjes gemaakt?
A
banaantjes, stenen en takjes
B
stro, hout en stenen
C
glas, kei en stro
D
klei, hout en stenen

Slide 20 - Quizvraag