BSG

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma op dinsdag :

Week:          Datum:        Theorie:                                     Blz.:                  

Week 1        27 - 03          Informatie                                -

Week 2        03 - 04         Thema 1 (telefoneren)       36 t/m 51

Week 3        10 - 04          Thema 5 (brand)                 190 t/m 204 

Week 4        17 - 04          Thema 8 (voorraad)           Bestellijsten

                                                      

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de afkorting
HORECA voor?

Slide 3 - Open vraag

Bedrijfstak horeca = verzameling van veel verschillende bedrijven.

Dynamische bedrijfstak

HO RE CA


Vraag en aanbod

Horecabedrijven zorgen voor het aanbod

Consumenten zorgen voor de vraag

Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een horecabedrijf

Slide 5 - Open vraag

Horecabedrijven zijn verdeeld in 5 sectoren:
  1. De drankensector
  2. De restaurantsector
  3. De hotelsector
  4. De fastservicesector
  5. De partycatering

Indeling naar het soort product dat

ze verkopen!

Slide 6 - Tekstslide

Onder welke sector valt een ijssalon?
A
Drankensector
B
Restaurantsector
C
Fastservicesector
D
Partycatering

Slide 7 - Quizvraag

Onder welke sector valt een
schoolkantine?
A
(party)catering
B
Drankensector
C
Restaurantsector
D
Fastservicesector

Slide 8 - Quizvraag

Combinatiebedrijven

Indeling in een sector gebeurt op basis van het hoofdproduct.

(café) 


Combinatiebedrijven zijn bedrijven die meerdere hoofdproducten verkopen.

(hotel-café-restaurant)


Bijproducten zijn producten die niet direct iets met de horeca te maken hebben maar wel vaak verkocht worden in een horecabedrijf.

(kranten, ansichtkaarten)

Slide 9 - Tekstslide

Bedrijven boven in de markt

Kenmerken:


- Hoge prijzen

- Exclusief aanbod/assortiment

- Bediening aan tafel

- Toegankelijkheid is hoogdrempelig

Bedrijven onder in de markt

Kenmerken:


- Lage(re) prijzen

- Allerdaags aanbod

- Bestellen bij de balie

- Toegankelijkheid is laagdrempelig

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Bedrijfsformule

Bedrijfsformule = wat wil een ondernemer met zijn bedrijf.

Hulpmiddel hierbij = 6 marketinginstrumenten = 6 P's

Plaats = waar is het bedrijf gevestigd?

Product = wat wordt er verkocht?

Presentatie = hoe is de inrichting/aankleding?

Promotie = hoe wordt er reclame gemaakt?

Personeel = hoeveel en wat voor personeel werkt er onder welke voorwaarden?

Prijs = wat moeten de gasten betalen?

Slide 12 - Tekstslide

Gastvrijheid = het gevoel dat een gast heeft tijdens zijn verblijf in een horecabedrijf

Gastvrijheidsformule = samenhang tussen:


- Product -> wat voor goederen en diensten bied je aan.

- Gedrag -> van de medewerkers, gasten en leidinggevende.

- Sfeer en omgeving -> interieur, muziek, aankleding, exterieur.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

         Hoofdgroepen gasten:

  1. de zakengast
  2. de privégast
  3. de toeristische gast

Slide 15 - Tekstslide

Indeling in gastensoorten

Kenmerken:

- leeftijd

- inkomen

- doel

- gewoonten

Slide 16 - Tekstslide

Welke P is geen onderdeel van de
marketinginstrumenten de 6 P's?
A
Plaats
B
Provincie
C
Product
D
Personeel

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Hygiëne = de kennis van alles wat ons gezond houdt

Hygiëne verdelen we in 4 groepen/vormen:

1. Persoonlijke hygiëne = verzorging van lichaam en kleding.

2. Bedrijfshygiëne = verzorging van werkplek, gereedschappen en hulpmiddelen.

3. Levensmiddelenhygiëne = verzorging van grondstoffen en producten.

4. Sociale hygiëne = rekening met elkaar houden.

Slide 19 - Tekstslide

Welke vorm van hygiëne is de belangrijkste voor de gastheer/-vrouw?
A
Persoonlijke hygiëne
B
Bedrijfshygiëne
C
Levensmiddelen hygiëne
D
Sociale hygiëne

Slide 20 - Quizvraag

Persoonlijke hygiëne
  • Virussen en bacteriën die we bij ons dragen kunnen ziektes veroorzaken.
  • Persoonlijke hygiëne = lichaamsverzorging:

1. handen -> sieraden, water, zeep en desinfectiemiddel

2. haren -> opgestoken, shampoo, wax, gel

3. huid -> zeep, deodorant

4. gebit -> tandenborstel, tandpasta

Slide 21 - Tekstslide

Waar moet iemand die in de pauze een sigaret rookt om denken?

Slide 22 - Open vraag

Waarom mag je in de bediening geen of weinig parfum/aftershave op?

Slide 23 - Open vraag

Op welke momenten moet je
tijdens het werk je handen
(opnieuw) wassen?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Video

HACCP
  • Haccp = Hazard Analysis and Critical Control Points.
  • Nederlands = gevarenanalyse van kritische beheerspunten.
  • Wettelijk verplicht systeem om te onderzoeken of de voedselveiligheid ergens tijdens het proces gevaar loopt.
  • Kritische punten waar besmetting kan ontstaan moet een werkinstructie voor geschreven worden.
  • Voorbeeld: handen wassen:



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht Bedrijfsformule

Bedrijfsformule = wat wil een ondernemer met zijn bedrijf.

Plaats = waar is het bedrijf gevestigd?

Product = wat wordt er verkocht?

Presentatie = hoe is de inrichting/aankleding?

Promotie = hoe wordt er reclame gemaakt?

Personeel = hoeveel en wat voor personeel werkt er onder welke voorwaarden?

Prijs = wat moeten de gasten betalen?

Slide 28 - Tekstslide

Programma op dinsdag :

Week:          Datum:        Theorie:                                     Blz.:                  

Week 1        27 - 03          Informatie                                -

Week 2        03 - 04         Thema 1 (telefoneren)       36 t/m 51

Week 3        10 - 04          Thema 5 (brand)                 190 t/m 204 

Week 4        17 - 04          Thema 8 (voorraad)           Bestellijsten

                                                      

Slide 29 - Tekstslide



Werkboek: Organisatie

van werkzaamheden


Thema 1: Werkzaamheden

voorbereiden, afstemmen

en evalueren


Slide 30 - Tekstslide