In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 5: Stevigheid en beweging
Slide 1 - Tekstslide
Planning vandaag
Oefentoets online maken 35 minuten Herhaling 10 minuten
Slide 2 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maak de diagnostische toets (afsluiting) op het online lesmateriaal Probeer dit zonder je boek te gebruiken.
Hoe? Eerste 20 minuten alleen in stilte, je mag je oortjes in. Hierna overleg in 2-tal. Hulp? Opzoeken in je boek. Weet je het nog niet? Hand opsteken, docent komt je helpen.
Klaar? Laat het de docent zien.
Ook klaar? Voor jezelf leren op de manier die jij prettig vindt.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe heet nummer 3?
A
gewrichtskom
B
gewrichtskogel
C
kraakbeen
D
gewrichtssmeer
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noemen we nummer 5?
A
gewrichtskogel
B
gewrichtskom
C
gewrichtssmeer
D
kraakbeen
Slide 5 - Quizvraag
Welk type gewricht zit tussen ellepijp en spaakbeen
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor een soort gewricht is de elleboog?
A
kogelgewricht
B
rolgewricht
C
schaniergewricht
Slide 7 - Quizvraag
Door welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje
Slide 8 - Quizvraag
Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
kapselbanden
D
kraakbeenlaagje
Slide 9 - Quizvraag
Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..
Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag
2=gestrekt
B
1=omlaag
2=gebogen
C
1=omhoog
2=gebogen
D
1=omhoog
2=gestrekt
Slide 10 - Quizvraag
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
Als een spier samentrekt:
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner
Slide 11 - Quizvraag
Als deze spieren aanspannen dan...
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien
Slide 12 - Quizvraag
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is onderdeel Q?
A
spierschede
B
pees
C
spiervezel
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noem je de tegengestelde spier van een spier die actie onderneemt?