Herhaling hoofdstuk 2

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4600 miljoen jaar geleden.
Nu
Precambrium
Paleozoïcum
Mesozoïcum
Kenozoïcum

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Precambrium
Paleozoïcum
Mesozoïcum
Kenozoïcum

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde:
Enorme vulkanische activiteit.
Condensatie water en ontstaan van oceanen.
De aarde is een gloeiend hete en gesmolten massa.
Waterdamp en Co2 komt in de atmosfeer terecht.
Ontstaan aardkern, aardmantel en aardkorst door afkoeling.
ontstaan eerste levensvormen.

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over het ontstaan van de aarde is juist?
A
De aarde is 4.5 miljoen jaar geleden ontstaan
B
De aarde is 400 miljard jaar geleden ontstaan
C
De aarde is 4.5 miljard jaar geleden ontstaan
D
De aarde is 450 miljoen jaar geleden ontstaan

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steenkool

Fossiel

Geologische 
tijdschaal

Aardolie

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zouden mogelijke oorzaken kunnen zijn voor massa-extincties in het verleden? Noem er minstens 2.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk bewijs kunnen we in de aardbodem vinden voor de massa-extinctie van o.a. de dino's?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt fossiliseren? Zet in de goede volgorde.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begin inkolingsproces 
Ondiepe zee -> ontstaan zoutsteen  
Subtropische zee -> ontstaan kalksteen 

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door druk wordt sediment samengeperst tot gesteente. Voorbeelden van sedimentgesteenten zijn zandsteen, kalksteen en schalie. Waaruit bestaan deze sedimentgesteenten?
zandsteen
kalksteen
schalie
schelpen
klei
zand

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gesteente dat ontstaat door het afkoelen en stollen van vloeibaar gesteente.
Gesteente dat ontstaat door het afkoelen en stollen van vloeibaar gesteente diep in de aardkorst (magma).
Stollingsgesteente dat door verwering en erosie wordt afgebroken, verplaatst en ergens neergelegd door water, wind of ijs.
Sedimentgesteente en stollingsgesteente dat onder invloed van hitte en/of druk van vorm veranderd en gerekristalliseerd is.
Proces waarbij stollingsgesteente, sedimentgesteente en metamorf gesteente onder invloed van geologische processen (hitte, druk, verwering, erosie, sedimentatie en stolling) in elkaar overgaat.
stollingsgesteente
dieptegesteente
sediment(gesteente)
gesteentekringloop
metamorf gesteente

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kalksteen
Aardolie
Aardgas
Steenkool

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet het ontstaan van kalksteen in de juiste volgorde. begin bij 1
1
2
3
4
5
6
afdekking met zware  zand en kleilagen
skeletten en schelpdieren worden aan elkaar vast gedrukt
er is 1 vaste laag gesteente (kalksteen) ontstaan
skeletten en schelpen stapelen zich op op de zeebodem
skeletten en schelpen worden verpulverd
zeedieren gaan dood

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de gesteentekringloop

Kan kalksteen metamorfgesteente worden?
Verklaar je antwoordt.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exogene
Endogene

Slide 16 - Sleepvraag

In dit hoofdstuk staan de endogene krachten centraal. Om ze goed te begrijpen, moet je weten hoe de aarde is opgebouwd (paragraaf 1.1) en welke typen gesteenten daarbij van belang zijn (paragraaf 1.2). Daarna leer je in paragraaf 1.3 en 1.4 hoe de platen bewegen en welke processen en landschapselementen daarbij ontstaan. In paragraaf 1.5 komen de vulkanen aan bod. 
Endogeen/exogeen
Endogene kracht
Exogene kracht

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

endogene krachten

exogene krachten

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de hotspots naar de juiste plek in de gesteentekringloop
Sedimentgesteente
Als sedimentgesteente onder druk of hitte verandert
Als sedimentgesteente smelt
Als metamorf gesteente smelt
Stollingsgesteente
Als er bij stollingsgesteente sprake is van vewering en/of erosie
Als er bij metamorf gesteente sprake is van vewering en/of erosie
Als stollingsgesteente weer smelt
Als stollingsgesteente door hitte of druk verandert

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Metamorfgesteente
Sedimentgesteente
Stollingsgesteente
Leisteen en marmer
Basalt en graniet
zand en kalksteen

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Absolute ouderdom
Relatieve ouderdom
De ouderdom in miljoenen jaren. 
De laag onder deze laag is jonger. 
Door een gidsfossiel weten we hoe oud deze laag ongeveer is. 
Het fossiel is even oud als de laag waarin het voorkomt. 
Met behulp van radioactiviteit kan de ouderdom worden bepaald.

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grondlaag die het diepst ligt, is de oudste grondlaag.
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ouderdom ten opzichte van andere gesteenten. =
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

330 miljoen jaar geleden is steenkool ontstaan
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steenkool is ouder dan steenzout
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met behulp van radioactiviteit van gesteente wordt de ouderdom bepaald
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist

Het gebruik van gidsfossielen is een voorbeeld van relatieve ouderdomsbepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn delfstoffen?
A
Dit zijn stoffen die uit de grond worden gehaald.
B
Die vind ik aan de oppervlakte van land.
C
Die groeien in de natuur.
D
Die drijven op zee.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

IJzer
Aluminium
Goud
Indium
Lithium  
Steenkool
Aardolie
Aardgas
Keukenzout
Grind
Kalksteen
Metalen
Fossiele brandstoffen
Diverse delfstoffen

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

dagbouw
schachtbouw

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doen deze dwergen aan dagbouw of schachtbouw?
A
Dagbouw
B
Schachtbouw

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de foto.

Zie je hier een voorbeeld van dagbouw of schachtbouw?
A
Dagbouw
B
Schachtbouw

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort
mijnbouw is op de
afbeelding te zien?
A
dagbouw
B
schachtbouw

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar? Steenkool is het goedkoopst als het schachtbouw opgegraven (=gewonnen) wordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het inkolingsproces?
A
Het zinken van materialen naar de bodem, waardoor er sedimentgesteente kan ontstaan door druk en tijd.
B
Het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt.
C
Het proces waarbij materiaal verandert als gevolg van invloeden exogene krachten.
D
Een proces waarbij door zware druk veenlagen in elkaar worden gedrukt.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
plantenresten kwamen onder water
Ontstaan bruinkool
Ontstaan steenkool
Ontstaan veen

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de stellingen juist of onjuist?
1. Aardolie is ontstaan toen Nederland een woestijnklimaat had.
2. Als de economie sneller groeit, raken de delfstoffen sneller op.
3. Het voordeel van schachtbouw is dat dat goedkoper is dan dagbouw.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bewezen reserves van delfstoffen worden zo genoemd omdat...
A
De hoeveelheden vaststaan doordat deze al gedolven zijn
B
Bodemonderzoek heeft aangetoond dat deze reserves er zijn
C
Deze reserves economisch winbaar zijn
D
Ze erg zeldzaam zijn

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een flink aantal delfstoffen. Welke van onderstaande delfstoffen heeft Nederland NIET in de ondergrond?
A
Aardolie
B
Marmer
C
Aardgas
D
Zout

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over welke
delfstoffen
gaat
dit plaatje?
A
Zout en aardolie
B
aardgas en steenkool
C
aardolie en aardgas
D
steenkool en bruinkool

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke laag wordt er in het carboon gevormd?
A
Steenkool
B
Steenzout
C
Zand
D
Klei

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel fossiele brandstoffen ontstonden in het Carboon, want ...
A
onder tropische omstandigheden groeiden veel planten
B
de woestijnomstandigheden zorgden voor veel sedimentatie
C
de botsing van platen zorgde voor het omhoog komen van magma
D
het continentaal plat lag toen niet onder water

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan Aardolie
1
2
3
4
Plankton sterft af en zinkt naar de bodem
Door druk van de bovenliggende lagen worden gassen uit het materiaal geperst. Aardgas wordt zo gescheiden van olie. 
De aardolie blijft gevangen onder een laag ondoorlatend gesteente. 
Deze laag wordt bedekt met sediment: zand of klei. 

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reservoirgesteente
Moedergesteente
Afdekkende laag
Het poreuze gesteente waarin de delfstof ligt opgeslagen
Het gesteente waarin de delfstof is ontstaan
De ondoordringbare laag die de delfstof tegenhoudt

Slide 44 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een klimatologische oorzaak voor het ontstaan van zoutsteen in het Perm in Nederland

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende vragen zijn alleen voor VWO 3 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordeel onderstaande stellingen en kies het juiste antwoord.
I Nederland moet veel delfstoffen importeren, maar Europa is zelfvoorzienend wat delfstoffen betreft.
II Nederland importeert metaalertsen en fossiele brandstoffen.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar het verschil in het aantal jaren dat de wereld als geheel kan doen met de wereldvoorraad steen- en bruinkool, en het aantal jaren dat Europa en Eurazië (=Europa en Azië samen) hiermee kan doen.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

noem tenminste 2 redenen waarom kritieke grondstoffen belangrijk zijn voor de Europese economie

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kritieke grondstoffen worden geïmporteerd vanuit het buitenland. Geef 3 redenen waarom deze handel risicovol kan zijn.

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Europese landen streven ernaar om minder kritieke grondstoffen te gebruiken. Geef vier voorbeelden hoe dit bereikt kan worden.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juist combinaties door de letters naar de cijfers te slepen
Hergebruik
Recycling
Substitutie
Bij de tweedehandswinkel kun je goede gebruikte kleding kopen.
Plastic maken van biomassa in plaats van aardolie.
Van oud papier kun je bijvoorbeeld wc- rolletjes, kranten en verhuisdozen maken.

Slide 52 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies