Les 5. Kunst Drama Theorie: spel

Welkom M3
Kunst Drama Theorie

 Spel 
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom M3
Kunst Drama Theorie

 Spel 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma P4/PTA 1
Week 1: basisbegrippen; theatrale middelen; spelgegevens; functies drama
Week 2:tekst begrippen; spanningsopbouw
Week 3: denktekst; subtekst; karaktereigenschappen
Week 4: non-verbale/verbale uitingsmogelijkheden; dramatische technieken; verwijzen werkelijkheid
Week 5: rol; speltechnieken; speelstijl; typetje; status
Week 6: herhalen theatervormgeving
Week 7: oefentoets

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je weet non verbale en verbale communicatie betekent
Je kunt 6 verschillende speltechnieken noemen en herkennen
Je kunt verschillende speelstijlen noemen en herkennen
Je weet wat een typetje is
Je weet hoe een personage een status kan aannemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
6 verschillende manieren van verwijzen naar de werkelijheid

dramatische technieken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvraag verwijzen werkelijkheid

Bekijk het fragment
De spelers verwijzen naar de werkelijkheid door omkering.
(1p) Leg aan de hand van het fragment uit wat omkering is.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Link

Fragment vanaf 31:05
Examenvraag verwijzen werkelijkheid

Bekijk het fragment
De spelers verwijzen naar de werkelijkheid door omkering.
(1p) Leg aan de hand van het fragment uit wat omkering is.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTW examenvraag
maximumscore 1
Het antwoord moet de volgende strekking hebben (een van de volgende):
 Iets normaals (kind-zijn) wordt voorgesteld als iets traumatisch/iets
ergs / een probleem.
 Over kind-zijn wordt gesproken als over een volwassen leven.
 Je verwacht niet dat wanneer je als kind kleurplaten inkleurde, je daar
als volwassene last van hebt.
Opmerking
Alleen als het antwoord de tegenstelling ‘kind-volwassen’ of ‘normaalproblematisch’ bevat (om het begrip omkering uit te leggen), 1 scorepunt
toekennen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Non verbale communicatie?
Verbale communicatie?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke hoort NIET in het rijtje van non-verbale communicatie?
A
Houding
B
Emotie
C
Mimiek
D
Gebaren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbale uitingsmogelijkheden:
A
Taal- en stemgebruik
B
Emotie
C
Beweging
D
Applaus

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbale 
uitingsmogelijkheden:

  • Taalgebruik
  • Stemgebruik
Non-verbale uitingsmogelijkheden:

  • Mimiek
  • Gebaren
  • Houding

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spel omschrijven
Houding
Mimiek
Stem 
Beweging

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houding
Bij het beschrijven van de houding zeg je alleen wat je ziet, zonder dit te interpreteren.
Bijvoorbeeld: De vrouw zit rechtop in de stoel, terwijl de man rechtop staat en schuin in de camera kijkt.
En niet: Cercei Lannister kijkt arrogant, terwijl haar broer onzeker kijkt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mimiek
Betekent gezichtsuitdrukking. Ook dit beschrijf je door te zeggen wat je ziet zonder interpretatie.
Dus: De man kijkt fronsend in de camera.
En niet: Louis van Gaal is geïrriteerd omdat de pers niet luistert.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beweging
Bij het beschrijven van bewegingen kun je het hebben over:
- zijn de bewegingen groot of klein?
- het tempo / ritme van de beweging
- zit er herhaling in?
- zijn de bewegingen synchroon? (tegelijk)
Ook hier weer alleen beschrijven wat je ziet en niet interpreteren!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stem
De stem van de acteur is heel bepalend voor een personage.
Beschrijf bij de stem hoe deze klinkt.
- volume
- accent
- intonatie
- klankkleur
Ook dit beschrijf je zonder te interpreteren.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf in houding en stem hoe je kan zien dat Harry boos is.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de mimiek die bij de
emotie van Juf Ank aan het einde hoort.

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Personage
De rol die je speelt
WIE ben je?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mise-en-scène
Betekent "Plaatsing op toneel"
Dus: waar staan de acteurs ten op zichte van elkaar en het decor/attributen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechnieken
- Reageren
– Incasseren
– Identificeren
– Schakelen
– Spiegelen
– Transformeren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: reageren
Acteren is reageren!
In een scene speel je met anderen samen. Als de ander wat zegt reageer je daar op. je vindt er wat van, het roept een emotie op, het zet je aan het denken.

Laat jouw reactie zien in je mimiek, je houding of je gebaren.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: incasseren
Belangrijk bij improviseren is:
- Geef een spelimpuls als je de scène opent
- incasseren (even laten binnenkomen wat de spelimpuls is)
- accepteer de spelimpuls van de ander (dus niet blokkeren)
- reageren (geef een  terug)



Blokkeren is dus de spelimpuls niet accepteren. Het spel houdt dus op.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Incasseren
Ga tegenover elkaar staan. 
Kies allebei een zin uit jullie tekst die je steeds herhaalt.
Maak je reactie steeds iets groter en/of varieer zoveel mogelijk.
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: identificeren
Wat betekent het als een publiek zich met een personage kan identificeren?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: schakelen

Hoe speel je emoties?

Je gebruikt bij spelen van emoties:
Houding
Stem
Techniek
Als je tussen verschillende emoties wisselt, dan heet dat schakelen


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: spiegelen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speltechniek: transformeren

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denktekst

De tekst die je als personage denkt en niet hardop zegt. 
Subtekst

De theatrale vormgeving door regisseur en acteurs is hun interpretatie van de geschreven tekst .

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvragen CE 2022
Vraag over den schakelen en denktekst

Maak vraag 15
https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/start/ 

Drama > tijdvak 1 2022

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speelstijlen?

Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Speelstijl
De manier waarop gespeeld wordt. Bij verschillende theatervormen horen verschillende speelstijlen. Zo is de speelstijl bij een komedie anders dan bij tragedie.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelgrootte / Speelstijlen
Een acteur moet mimiek, houding, beweging en stem kunnen spelen in verschillende speelstijlen (-groottes).
Naturel
Uitvergroot
Typematig
Absurd
Benoem de speelstijl in de volgende video's.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke speelstijl was dit?
A
Naturel spel
B
Uitvergroot spel
C
Typematig spel
D
Absurd spel

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke speelstijl was dit?
A
Naturel spel
B
Uitvergroot spel
C
Typematig spel
D
Absurd spel

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dit is typematig spel.
Noem drie elementen van spel die de acteurs toepassen, waardoor het typematig wordt.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn fysieke kenmerken
van een hoge status?

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg lage status
Iemand met een lage status heeft minder dan iemand met een hoge status. Dit kan zijn: doordat hij/zij minder geld heeft, bang is, minder slim is etc.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg Hoge Status
In het dagelijks leven heb je te maken met status verschillen. Misschien dat je ze wel zult herkennen. 
Er is een verschil met hoeveel macht, aanzien, geld, geleerdheid, slimheid etc. heeft ten opzichte van iemand anders.
Denk bijvoorbeeld aan:

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOGE STATUS
veel ruimte innemen
Duidelijk hoorbaar
Voeten naar buiten gedraaid
Rechtop staan
Vloeiende bewegingen
Hoofd stilhouden als je praat
grote gebaren maken
diep in- en uitademen
duidelijke, rustige manier van praten
lang oogcontact


LAGE STATUS
jezelf klein maken
Zachte toon
Voeten naar binnen gedraaig
Geen vloeiende beweging
Hoofd bewegen als je praat
onrustige ademhaling
onzekere manier van praten
de ander niet aan durven kijken
niet stevig op twee benen staan


Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvragen CE 2023
Vraag 3 t/m 8

Probeer vraag 3 t/m 8 te maken in de uitwerkbijlage
(via facet)
https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/start/ 

Drama > tijdvak 1 2023

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check: Noem vier speltechnieken

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Check: Noem een speelstijl aan de hand van een voorbeeld

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
herhalen theatervormgeving
maken oefenvragen voor pta

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies