unité 4: grammaire 1 (aller)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

BONJOUR ET BIENVENUE

Bonjour

et 

bienvenue!!

la tâche de début

Overleg in tweetallen.

Traduisez: Vertaal (F-N & N-F)

• La salle de bains
• L'ascenseur/l'escalier
• het strand
• de auto
• de kamer

Tip: Kijk op blz 141 in je boek

Aujourd'hui

Programme:

• La tâche de début 
• Grammaire 1: le verbe aller
• Au travail
• Nabespreken/nakijken

Prenez votre chromebook

Log in sur lessonup avec votre propre nom.

aller = gaan

het onregelmatige ww aller

ALLER - GAAN

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord

Aller	Gaan
Je vais	Ik ga
Tu vas	Jij gaat
Il / elle va	Hij / zij gaat
on va	wij gaan/ men gaat
nous allons	wij gaan
vous allez	jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont	zij gaan

Aller	Gaan
Je	Ik ga
Tu	Jij gaat
Il / elle	Hij / zij ga
on	wij gaan
nous	wij gaan
vous	jullie gaan / u gaat
Ils / Elles	zij gaan

Verbe "Aller" 

vas

va

vont

allons

vais

allez

va

Nous ___ (aller)

1. allez
2. va
3. allons
4. vas

Vous.........souvent en France?

1. allez
2. vont
3. allons
4. va

Je ........ à la bibliothéque.

Vertaal
Hij gaat naar school

Combinez les phrases avec la correcte traduction

Combineer de juiste vertaling.

wij gaan tv kijken

Hij gaat lopend

Ga je naar de bioscoop?

Ik ga met de trein naar Parijs.

Zij gaan vaak naar het strand

Je vais à Paris en train

Il va à pied

nous allons regarder la télé

Ils vont souvent à la plage

Tu vas au cinéma?

Vertaal:
Les enfants vont à la plage.

Nu kun je het werkwoord 'aller' herkennen en toepassen.

Aller	Gaan
Je vais	Ik ga
Tu vas	Jij gaat
Il / elle va	Hij / zij gaat
on va	wij gaan/ men gaat
nous allons	wij gaan
vous allez	jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont	zij gaan

Nu kun je het werkwoord 'aller' herkennen en toepassen.

Herhaling:

Hoe zat het ook alweer met de regelmatige werkwoorden op -ER en de werkwoorden Être & Avoir?

les verbes

ik zoek

je cherche

je parle

je suis

je préfère

j'aime

ik houd van

ik praat

ik ben

ik heb liever

Ik woon in Alkmaar

1. Je habite à Alkmaar
2. J'habite à Alkmaar
3. Tu habites à Alkmaar
4. J'habites à Alkmaar

Tu _____mon meilleur ami.

1. es
2. suis
3. est
4. as

Au travail !

Wat? exercices 8B, C, D & E à la page 124/125	Met wie en hoe? - Eerste 5 minuten zijn in zs. - Na 5 minuten mag je overleggen/samenwerken	Na 15 minuten gaan we klassikaal nakijken .
Tijd?	Tip: Kijk op pagina 133/134	Klaar? - Leren apprendre 1 t/m 3 van unité 4 à la page 141/142.

Klassikaal nakijken/bespreken

Exercices 8B & 8C

Pak een andere kleur pen om mee na te kijken.