Vrijheid 2

Vrijheid

H.2, par. 4 

Wegen naar Wijsheid

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vrijheid

H.2, par. 4 

Wegen naar Wijsheid

Slide 1 - Tekstslide

We beantwoorden een paar meerkeuzevragen om de stof van de afgelopen lessen te herhalen.


Daarna bespreken we de filosofie van Mill en de filosofie van Berlin en gelijk(waardig)heid.

Slide 2 - Tekstslide

Waar kwam Kant vandaan?
A
Nederland
B
Pruissen
C
Oostenrijk
D
Frankrijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat bedoelde Kant met vrijheid als postulaat?
A
Een noodzakelijke, maar niet te bewijzen vooronderstelling
B
Een illusie
C
Een verwachtingspatroon dat nooit volledige zekerheid kan bieden
D
Het wegvallen van de mogelijkheid tot verantwoordelijkheid

Slide 4 - Quizvraag

Wat bedoelde Kant met de fenomenale wereld?
A
De morele werkelijkheid
B
Het aspect van de werkelijkheid waar geen zekerheden bestaan
C
De wereld van de dingen, de verschijnselen
D
De ideeënwereld van Plato

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we ook wel de godsdienstige variant van streng determinisme?
A
Orthodoxie
B
Sektarisme
C
Fundamentalisme
D
Predestinatieleer

Slide 6 - Quizvraag

Waar past David Hume bij?
A
Vrijheid als postulaat
B
Streng determinisme
C
Gematigd determinisme
D
Absolute vrijheid

Slide 7 - Quizvraag

Welk voorbeeld gebruikt Sartre?
A
De vlieg in het Paleis van Versailles
B
De metafoor van de grot
C
De verloren zoon
D
Het verhaal van de soldaat

Slide 8 - Quizvraag

Welke twee dingen bewonderde Kant?
A
De sterrenhemel en de morele wet
B
De mens van het verleden en de mens van de toekomst
C
Vrijheid en verantwoordelijkheid
D
Kosmologie en kosmogonie

Slide 9 - Quizvraag

'Wij zijn ons brein' is een voorbeeld van
A
Gematigd determinisme
B
Vrijheid als postulaat
C
Absolute vrijheid
D
Streng determinisme

Slide 10 - Quizvraag

Je hebt al eerder van de naam (John Stuart) Mill gehoord (bij ethiek). Wat weet je daar nog van?

Slide 11 - Open vraag

4.5 Mill: vrijheid als zelfbeschikking
  • 1806-1873, staat in dezelfde traditie als Hume
  • Wilde vrijheid van het individu beschermen tegen de overheid en de ‘massa’
  • Het schadebeginsel: het enige beginsel dat de overheid/samenleving voldoende rechtvaardiging geeft om in te grijpen in de vrijheid van leden



Slide 12 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat het schadebeginsel inhoudt

Slide 13 - Open vraag

Kun je zelf een situatie bedenken waar het individu (of een kleine groep) beschermd moet worden tegen de massa?

Slide 14 - Open vraag

4.6 Berlin: twee opvattingen van vrijheid
  • 1909-1997
  • Negatieve en positieve vrijheid
  • Negatieve vrijheid = ‘vrijheid van …’, ruimte om je eigen gang te kunnen gaan
  • Positieve vrijheid = ‘vrijheid om…’, het vermogen om als mens te kunnen leven in overeenstemming met ‘het ware doel’ van de mens
  • Risico van negatieve vrijheid is dat mensen zich teveel afschermen van een ander. Risico van positieve vrijheid is dwang.

Slide 15 - Tekstslide

Pas het begrip van positieve en negatieve vrijheid toe op het onderwerp 'straffen op school'.

Slide 16 - Open vraag

Par. 1 Gelijk(waardig)heid
  • Om tot gelijk(waardig)heid te komen is de positieve vrijheid van Berlin nodig.
  • Gelijkwaardigheid is juist een thema omdat mensen niet gelijk zijn
  • Voor een rechtvaardige samenleving moeten we leven achter ‘een sluier van onwetendheid’ (Rawls). Je weet dan op fundamentele punten niet wie je bent.

Slide 17 - Tekstslide