H2 Grammatica woordsoorten

Maandag 18 januari

Slides bespreken wederkerend werkwoord
Eindopdracht zinsdelen (in socrative)
Uitleg telwoorden
M. opdracht 9 en 10 in je boek (niet online) en lever in via Teams opdracht. 
Let op: bij opdracht 9 hoef je alleen de telwoorden te noteren, niet de soort erachter.





1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 18 januari

Slides bespreken wederkerend werkwoord
Eindopdracht zinsdelen (in socrative)
Uitleg telwoorden
M. opdracht 9 en 10 in je boek (niet online) en lever in via Teams opdracht. 
Let op: bij opdracht 9 hoef je alleen de telwoorden te noteren, niet de soort erachter.





Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dinsdag 19 januari

Boekenlijst ingevuld?
Slides wederkerend werkwoord doorspreken
Maak de totaalopdracht in Talent Online = opdracht 11.1-11.3 van par. 2.8
Maak minimaal 1 opdracht van 'versterk jezelf', als deze tevoorschijn komt in Talent Online. 





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donderdag 21 januari

Hoe gaat het met iedereen?
Herhalen soorten werkwoorden (hww, zww, kww)
Herhalen wederkerend werkwoord en wederkerend voornaamwoord
Nog vragen? 
M. instapopdracht 1 van spelling par. 2.9 online, opdracht 1.1 en 1.2




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig werkwoord
Geeft de handeling aan.
Is het belangrijkste WW in de zin
Er is altijd maar 1 zww in een zin en is vaak het laatste werkwoord.

Ik ben naar de stad gelopen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelwerkwoord
per zin maar 1 KWW
KWW -> geen ZWW en andersom
rij van 9

josje is juf
Bram is leraar geworden -> schrapproef

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelwerkwoorden
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Het koppelwerkwoord verbindt het onderwerp van de zin met een eigenschap / toestand: een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hulpwerkwoord
Vind eerst het ZWW of KWW (zie schrapproef)
alle andere ww in de zin zijn HWW, geven geen handeling aan in de zin.
Er kunnen meer HWW of geen een in een zin staan.

Ik ben naar de stad gelopen.
Ik heb gisteren een pizza gegeten.
Ik zou nog een toetje kunnen eten.

Volgende combinaties werkwoorden in een zin zijn mogelijk:
hww - zww
hww - kww. De combinatie kww-zww is dus nooit mogelijk!!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stap 1
Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin? 

- één ww in de zin? dat is het belangrijkste ww
- twee ww in de zin? de pv is nooit het belangrijkste ww
- meer dan twee ww in de zin? de pv is nooit het belangrijkste ww, het belangrijkste ww is dat ww dat de handeling van de zin uitdrukt

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stap 2
Schrapproef
Ik heb lekker gegeten .
1. vind alle ww in de zin
2. schrap de persoonsvorm. Ik heb lekker gegeten --> ik eet lekker
3. alle ww die je schrapt, zijn HWW, in dit geval --> heb=hww
4. overgebleven werkwoord is zww of kww, in dit geval -->gegeten=zww

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij is gegaan
Wat is 'is' in deze zin?
A
KWW
B
HWW
C
ZWW

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn haren werden geknipt
Wat is het ZWW?
A
haren
B
geknipt
C
werden
D
mijn

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij blijft altijd mijn beste vriend
wat is 'blijft'?
A
KWW
B
ZWW
C
HWW

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wederkerende werkwoorden
Wederkerend = letterlijk 'terugkerend', komt terug.


Het werkwoord slaat terug op het onderwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld wederkerend ww
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 

Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toevallig wederkerend ww
Er zijn ook werkwoorden die wederkerend gebruikt kunnen worden, zoals verwonden. 

  • Ik verwondde me aan de groenteschaaf. (wederkerend)
  • Ik verwondde mijn broertje met de grasmaaier. (niet-wederkerend) 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips & Trics
Zet de zin in de hij-vorm, dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 'zich' en dat is wel makkelijk te herkennen.

Dus: Ik verveel me. -⊳ Hij verveelt zich.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit werkwoord wederkerend?
bemoeien
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Het werkwoord is: zich bemoeien.
- Bemoei je met je eigen zaken.
- Ouders bemoeien zich met de opvoeding van hun kinderen.
In welke zin staat een wederkerend werkwoord?
A
Je verveelt je snel in een saaie les.
B
Je bent snel afgeleid in een saaie les.
C
Je werkt minder hard in een saaie les.
D
Je hoopt dat de tijd snel gaat in een saaie les.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinnetjes hebben een wederkerend werkwoord en voornaamwoord?
A
Ik douche me vanavond.
B
Hij heeft haar geslagen.
C
Ik herinner me niets van die avond.
D
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een wederkerend voornaamwoord
is vast verbonden met een .....
A
lidwoord
B
BN
C
ZN
D
werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke van deze werkwoorden is geen verplicht wederkerend werkwoord?
A
verslapen
B
uitsloven
C
gedragen
D
wassen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsontleden: nog 1 zin
Op het centrale plein vol kramen heeft de gemeente 

vorige week een muziektent opgebouwd voor de muzikanten 

uit de omgeving.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telwoorden
Een telwoord geeft een hoeveelheid of volgorde aan.

Bijvoorbeeld: Twintig mensen kunnen deelnemen aan een wedstrijd. De eerste prijs is een medaille. 

Enkele personen konden niet meer meedoen. Zij zijn de volgende keer aan de beurt.

Je hebt verschillende soorten telwoorden. Het is handig ze te herkennen, maar je hoeft de soorten niet te benoemen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist:
een wederkerend werkwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Ze schaamt zich niet voor de rommel in haar kamer.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Henk eet zijn broodje aan de keukentafel op.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Ik kan me geen school zonder leerlingen voorstellen.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Leerlingen kunnen zich overal begeven met hun laptop.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Martin is tijdens de les stiekem aan het gamen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies