BLOK 4 Over taal

Over taal
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over taal

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
aan het einde van deze les:
- begrijp je betekenissen van een aantal verschillende examenwoorden en woorden uit teksten.
- kun je gebruik maken van het stappenplan  "moeilijke woorden'.
- kun je m.b.v. grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.
- weet je wanneer je op woorden een trema moet plaatsen.

Slide 2 - Tekstslide

stappenplan moeilijke woorden...
aan het einde van deze les:
- begrijp je betekenissen van een aantal verschillende examenwoorden en woorden uit teksten.
- kun je gebruik maken van het stappenplan  "moeilijke woorden'.
- kun je m.b.v. grondwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.
- weet je wanneer je op woorden een trema moet plaatsen.

Slide 3 - Tekstslide

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 4 - Tekstslide

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 5 - Tekstslide

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 6 - Tekstslide

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 7 - Tekstslide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek.

Bij zelfstandige naamwoorden: je zoekt het enkelvoud en géén verkleinwoord.
jasje --> jas
piano's --> piano
kastjes --> kast
tafeltje --> tafel

Slide 8 - Tekstslide

grondwoorden
Zo staat het woord in het woordenboek:

Bij werkwoorden zoek je naar het hele werkwoord.
gelopen --> lopen
zwommen --> zwemmen
gezongen --> zingen
toverde --> toveren

Slide 9 - Tekstslide

grondwoorden
Zo staat het in het woordenboek

Soms zoek je de korste vorm.
goedkope --> goedkoop
zieke --> ziek
moeilijke --> moeilijk 

Slide 10 - Tekstslide

het grondwoord van computertje is:

Slide 11 - Woordweb

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 12 - Woordweb

het grondwoord van veranderden is

Slide 13 - Woordweb

het grondwoord van viooltje is

Slide 14 - Woordweb


2 Een woordenboek gebruiken

Slide 15 - Tekstslide

Woordenboek
  • Tijdens het examen mag je een papieren woordenboek gebruiken. 
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.

Slide 16 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 17 - Tekstslide

Woordenboek

Je kan het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek.


Je kan moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek.

Als je op je device werkt, kun je altijd een online woordenboek gebruiken als je de spelling van een woord niet zeker weet.

Slide 18 - Tekstslide

Werken met het woordenboek 2
In het woordenboek staat achter het trefwoord: –  hoe je het woord uitspreekt; –  welk lidwoord je moet gebruiken (het woordgeslacht); – hoe je het meervoud moet maken.

Slide 19 - Tekstslide

woordenboek
Let hier dus op wanneer je de betekenis uit een woordenboek haalt. 
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. 
De zin bepaalt welke betekenis je moet gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 21 - Tekstslide