oefenen zwakke werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Wiederholung Grammatik

2MK2

Wiederholung Grammatik

Zwakke werkwoorden

haben en sein

voltooid deelwoord

Stap 1 - Stam maken:
Hoe maak je de stam van een werkwoord?

1. Hele werkwoord - en
2. Hele werkwoord + en
3. Stam - en
4. Stam + en

Stap 4 - uitgang achter de stam: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord? Sleep de blauwe vakjes naar de rode.

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

st

t

en

t

en

e

Stam op s-klank

Stam maken en onderwerp in de zin zoeken blijven hetzelfde. 

Er is 1 uitzondering met de uitgang wanneer de stam op een s-klank eindigd.. Bekijk de tabel hieronder goed.

• Wat is er anders?
• Bij du komt er alleen een t als uitgang.
• Waarom zou dat anders zijn?
• De stam eindigt al op een s-klank, dus hoeft er geen extra s bij te komen.
• Wat zijn s-klanken?
• S - SS - ß - SCH - Z - X

Pers. vnw	basisregel	stam op s-klank
ich	e	e
du	st	t
er/sie/es	t	t
wir	en	en
ihr	t	t
sie/Sie	en	en

haben & sein

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

   seit

 sein

 sein

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

habst

habben

Zwakke werkwoorden

• voltooid deelwoord-> ge + stam + t   +  (vorm van haben, sein)
• gewohnt
• gespielt
• eindigt altijd op -t

UITZONDERINGEN

- ww die eindigen op - ieren (studieren) krijgen nooit ge ervoor. Het volt.dw is dus: studiert (stam + t)

- ww die beginnen met ge-be of ver (versorgen/besuchen) krijgen ook nooit ge- ervoor. Het volt.dw is dus: versorgt/besucht.

alles door elkaar

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
spielen wir ...

1. spiele
2. spielst
3. spielt
4. spielen

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in

Ich (haben)

1. haben
2. habe
3. hat

haben

er _______

1. habt
2. hat
3. hast
4. habe

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in:
Ich (sein)

1. bin
2. bist
3. ist
4. sind

sein

1. ich bist
2. ihr seid
3. ihr seit
4. du ist

haben: ihr

1. haben
2. habt
3. habe
4. hast

Vul het voltooid deelwoord in:
Ich habe es ihm gestern (sagen) _______

1. gesagen
2. gesegt
3. gesagt
4. sagt

Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
tanzen du ...

sein

er ...

1. bist
2. ist
3. seid
4. sind

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
reisen Sie ...

1. reise
2. reist
3. reisen

wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord: machen

Zwakke werkwoorden
Kies de juiste vorm van het werkwoord in:
machen ich ...

1. mache
2. machst
3. macht
4. machen

Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
wohnen ich ...

Wat is het voltooid deelwoord van het woord: trainieren

Hoe goed begrijp je de zwakke werkwoorden nu?

😒🙁😐🙂😃

Hoe goed begrijp je haben en sein nu?

😒🙁😐🙂😃