In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Abiotische factoren
Biotische factoren
Slide 2 - Sleepvraag
Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
een gezellige tafel met eten in een rij
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent een pijl in een voedselketen?
A
Eet
B
Leeft samen met
C
Wordt gegeten door
D
Jaagt samen met
Slide 4 - Quizvraag
Je ziet hier een voedselketen. Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de kringloop in de natuur.
A
Producenten-
Reducenten-
Consumenten
B
Producenten-
Consumenten-
Reducenten
C
Consumenten-
Producenten-
Reducenten
D
Reducenten=
Consumenten-
Producenten
Slide 9 - Quizvraag
De niveaus van de ecologie, van klein naar groot:
1. individu
2. populatie
3. levensgemeenschap
4. ecosysteem
Slide 10 - Tekstslide
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk kunnen zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.
Slide 11 - Tekstslide
6.3 Samenleven
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie.
De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.
Slide 12 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Als er voldoende voedsel is en er maar weinig vijanden (roofdieren) zijn, kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten.
De populatie konijnen wordt dan groter.
Maar de omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn, bijvoorbeeld als er weinig te eten is. Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatiekleiner.
Slide 13 - Tekstslide
6.3 Samenleven
biologisch evenwicht.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten.
Konijnen leven samen in een hol en krijgen samen jongen.
Of ze vechten met elkaar om voedsel.
Ook dat is een relatie.
Slide 16 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Er zijn 2 soorten relaties met organisme:
- concurrentie (of competitie)
- samenwerking
Slide 17 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Bij concurrentie vechten 2 organismen om hetzelfde.
Bijvoorbeeld om voedsel of een veilige plek om te slapen.
De winnaar krijgt het voedsel, of de slaapplek, of de partner.