Spelling hoofdstuk 6 spelling brugklas

Vul voordat je begint 
je voor- en je achternaam in!!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vul voordat je begint 
je voor- en je achternaam in!!

Slide 1 - Tekstslide

Spelling hoofdstuk 6
Deel 1: komma, dubbele punt en aanhalingstekens (blz. 184 en 185)

Deel 2: werkwoordsvormen en -tijden (blz. 186 en 187)

Slide 2 - Tekstslide

Spelling deel 1
Voordat je begint aan de opdrachten uit het lesboek lees je eerst de theorie over komma, dubbele punt en aanhalingstekens goed door!

Opdracht 5 is een spellingopdracht. Schrijf hier ook weer het woord helemaal uit. Voorbeeld bij zin 1.
picknick, trakteerde, kroketten, snackbar.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer plaats je een komma?
Lees de theorie in je boek goed door!
Tussen twee persoonvormen: Wanneer Simon haast heeft, kan hij heel hard rennen.
Tussen delen van een opsomming: Mijn etui is compleet er zit een pen, een potlood, een gum, een geodriehoek en een passer in.
Tussen een naam  of een uitroep. Thomas, sta nu stil!
Voor voegwoorden: Ik wil graag weer naar school, maar dat kan niet vanwege het coronavirus.

Slide 4 - Tekstslide

Voor welk woord komt de komma?
Ga eens aan het werk Emma.

Slide 5 - Woordweb

Voor welk woord komt de komma?
Hij is ziek want hij heeft koorts.

Slide 6 - Woordweb

Dubbele punt
een opsomming: de volgende onderdelen moet je leren: spelling, grammatica en begrijpend lezen.
een toelichting: Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
een citaat: De viroloog zei: 'Het duurt nog een jaar voordat er een vaccin tegen covid-19 is.'


Slide 7 - Tekstslide

Directe en indirecte rede
Directe rede: De docent zei: 'Vul je logboek in!'

Indirecte rede: De docent zei dat ik mijn logboek in moest vullen.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
infinitief: het hele werkwoord
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
voltooid deelwoord (vd)
onvoltooid deelwoord (od)

Slide 9 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm is spreken in de volgende zin?
Ik kreeg de leerling niet te spreken.

Slide 10 - Woordweb

Welke werkwoordvorm is versierd in de volgende zin?
De woonkamer was feestelijk versierd voor zijn verjaardag.

Slide 11 - Woordweb

Werkwoordstijden
De onderstaande tijden (en uit je boek) goed bestuderen en leren!
ik lees, jij werkt = onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik las, jij werkte = onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik heb gelezen, jij hebt gewerkt = voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik had gelezen, jij had gewerkt = voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Benoem de werkwoordstijd.
Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 14 - Quizvraag

Benoem de werkwoordstijd.
Ik had spinazie gegeten.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Klaar?
Ben je klaar met hoofdstuk 6? Kijk je werk dan zorgvuldig na.
Heb je hoofdstuk 3 t.m. 5 spelling ook al gemaakt nageken? Zo niet, doe dat dan alsnog.
Heel veel succes met de voorbereidingen van het PW spelling.

Slide 16 - Tekstslide

Wat wordt er straks getoetst?

H. 3 meervouden op - en / verleden tijd van sterke werkwoorden
H. 4 meervouden op -s / voltooid en onvoltooid deelwoord
H. 5 bijvoeglijk naamwoord / deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord.
H. 6 komma, dubbele punt en werkwoordstijden / werkwoordsvormen en werkwoordstijden.

Slide 17 - Tekstslide