Levensloop (5e) H6. De oude dag

Week 20 (vanaf 12 mei) 
Hoofdstuk 6. De oude dag
  • terugblik vorige les (belastingbox 3 en vermogensongelijkheid)
  • leerdoelen
  • instructie (AOW, pensioen en sparen voor de oude dag)
  • filmpje (vergrijzing)
  • maakwerk: opdracht 6.1 t/m 6.10
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 20 (vanaf 12 mei) 
Hoofdstuk 6. De oude dag
  • terugblik vorige les (belastingbox 3 en vermogensongelijkheid)
  • leerdoelen
  • instructie (AOW, pensioen en sparen voor de oude dag)
  • filmpje (vergrijzing)
  • maakwerk: opdracht 6.1 t/m 6.10

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik (belastingboxen)
Onze inkomstenbelasting (IB) in Nederland bestaat uit 3 boxen.

Een aanmerkelijk belang is een bezit van aandelen van een vennootschap van ten minste 5%.

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik (box 3)
In box 3 betaal je belasting (VermogensRendementsHeffing) over vermogen. Er wordt voor de fictieve rendementen (dus niet wat je werkelijk hebt verdiend) een onderscheid gemaakt in:
  • spaardeel: laag fictief rendement (laag risico, vooral bij relatief weinig vermogen)
  • beleggingsdeel: hoog fictief rendement (hoog risico, vooral bij relatief veel vermogen)


voorbeeld heffingsvrije voet € 57.000                spaardeel               beleggingsdeel     belastingtarief 36%

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik (vermogensongelijkheid)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen H6. De oude dag
  • Ik kan uitleggen dat de oudedagsvoorzieningen uit drie onderdelen bestaat: AOW, (bedrijfs)pensioen en eigen middelen.
  • Ik kan berekeningen uitvoeren met de hoogte van de AOW-uitkering.
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen de begrippen waardevast en welvaartsvast en er berekeningen mee uitvoeren.
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen een kapitaaldekkingsstelsel en een omslagstelsel.
  • Ik kan dilemma’s beschrijven bij de keuze tussen pensioenvoorzieningen op basis van het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel.
  • Ik kan uitleggen dat er bij het opbouwen van een (bedrijfs)pensioen sprake is van ruilen over de tijd.






























Slide 5 - Tekstslide

Pensioen opbouwen
Sparen voor je Pensioen = ruilen over tijd
  • uitstellen van consumptie van nu voor consumptie in de toekomst!
  • je betaalt nu premie om later pensioen te mogen ontvangen
  • pensioen = uitgesteld loon



Slide 6 - Tekstslide

Pensioen opbouwen
Op welke 3 manieren kun je pensioen opbouwen?
  • Algemene Ouderdoms Wet (AOW van de overheid)
  • (bedrijfs)pensioen (verplicht via werkgever)
  • sparen / beleggen (zelf facultatief)

Hoe worden ze betaald?
  • AOW via het omslagstelsel (worden betaald door de actieven)
  • (bedrijfs)pensioen via het kapitaaldekkingsstelsel
  • sparen / beleggen (wordt betaald door jezelf)

Slide 7 - Tekstslide

Pensioenpijlers

Slide 8 - Tekstslide

Omslagstelsel
De AOW (Algemene Ouderdoms Wet of staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De actieven (werkenden) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de inactieven (senioren) van nu.

Slide 9 - Tekstslide

Nadeel omslagstelsel
Betaalbaarheid omslagstelsel is
in gevaar vanwege toenemende
vergrijzing.

Steeds minder actieven (werkenden)
voor meer inactieven (senioren)

Oplossing?
  • hogere participatiegraad

Slide 10 - Tekstslide

Pensioenleeftijd

De pensioenleeftijd is de leeftijd
waarop senioren met pensioen
gaan (van actief naar inactief).

Hoe hoger de pensioenleeftijd
hoe minder inactieven (senioren).

Slide 11 - Tekstslide

Filmpje
Vergrijzing, kijkvragen:

1. Wat zijn de oorzaken van de vergrijzing?



2. Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Filmpje
Vergrijzing, kijkvragen:

1. Wat zijn de oorzaken van de vergrijzing?
  • babyboom na de 2e wereldoorlog
  • anti conceptie (later en minder kinderen)
  • levensverwachting (we worden steeds ouder)
2. Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?
  • financieel (verhouding actieven / inactieven)
  • minder voorzieningen in de dorpen
  • arbeidsmarkt (minder arbeidsaanbod)

Slide 14 - Tekstslide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later (ruilen over tijd).

Slide 15 - Tekstslide

Beleggen
Beleggen is het investeren van geld met het doel hieraan te verdienen. De opbrengst is onzeker, hoe hoger risico hoe hoger rendement. In de praktijk bestaan er 3 beleggingsvormen:
  • onroerend goed
  •   - dan ben je (mede) eigenaar van een gebouw
      - rendement (opbrengst): huur en waardestijging (of daling)
  • obligaties
        - lenen van geld aan de overheid of een bedrijf met een vaste looptijd
        - rendement (opbrengst): vaste rente en koerswinst (of verlies)
  • aandelen
        - dan ben je aandeelhouder / (mede) eigenaar van een bedrijf
        - rendement (opbrengst): dividend (winst) en koerswinst (of verlies)
Rendement=BelegdBedragBeleggingsOpbrengst100

Slide 16 - Tekstslide

Dekkingsgraad
De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre het huidige vermogen voldoende is om de toekomstige uitkeringen te kunnen betalen.


De waarde van de toekomstige uitkeringen moet je contant maken met de rekenrente. Als de dekkingsgraad:
  • < 104%: (structurele) maatregelen nemen
  •  104-110%: geen indexatie mogelijk
  • > 110%: wel indexatie mogelijk
Dekkingsgraad=ToekomstigeUitkeringenHuidigeVermogen100

Slide 17 - Tekstslide

Waardevast en welvaartsvast

Slide 18 - Tekstslide

Actualiteit
Dekkingsgraad pensioenfondsen daalt flink door onrust rond handelsoorlog

Leesvragen
1. Wat zijn de oorzaken van de daling van de dekkingsgraad van de pensioenfondsen?
  • het vermogen daalde door onrust op de effectenbeurzen
  • de rente daalde door het monetaire beleid van de ECB, hiermee berekenen de pensioenfondsen de waarde van hun huidige vermogen naar de toekomst
2. Wat zijn de gevolgen van de daling van de dekkingsgraad van de pensioenfondsen? 
  • de pensioenfondsen kunnen minder goed aan hun toekomstige pensioenverplichtingen voldoen, waardoor de pensioen niet verhoogd kunnen worden, of zelfs verlaagd moeten worden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 6.1 t/m 6.10
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met de zelftest (opdracht 6.12 t/m 6.15)

Slide 21 - Tekstslide