AVL P1 L5 Soorten logistieke bedrijven

Info t.b.v. docent
Begrippenlijsten uitprinten t.b.v. opdracht 3

Studenten gaan in groepjes van drie de begrippen en betekenissen bij elkaar zoeken


1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WerknemersvaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Info t.b.v. docent
Begrippenlijsten uitprinten t.b.v. opdracht 3

Studenten gaan in groepjes van drie de begrippen en betekenissen bij elkaar zoeken


Slide 1 - Tekstslide

Assistent Verkoop & Logistiek
Periode 01:
Ontvangen en opslaan van goederen

Les 04
Soorten logistieke bedrijven



Slide 2 - Tekstslide


1: Respect
2: Kom op tijd
3: Laptop, boeken en pen mee
4:  Alleen flesje water (geen eten/drinken in lokaal)
5: Geen petten, mutsen en capuchons
6: Telefoon



Afspraken/regels in de klas
Is de les al begonnen? Wacht dan VOOR het lokaal in het zicht van de docent. Zodra de docent het aangeeft mag je naar binnen. 
Gebruik mobiele apparaten alleen wanneer de docent dit aangeeft. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 01
Wat weet jij nog van de vorige les?

Slide 4 - Woordweb

Les 03 Buitenopdracht Winkelomgeving

Lesdoel
  • Je bekijkt de omgeving van twee verschillende winkels.
  • Je onderzoekt op welke manier de omgeving het winkelen aantrekkelijk of juist niet aantrekkelijk maakt.
  • Je leert dat de winkelomgeving meetelt bij de beslissing om bij die winkel te winkelen.













Vragen uit de buitenopdracht
  • Op welke manier(en) is de winkel goed bereikbaar? (auto-openbaar vervoer-fiets)
  • Is de omgeving van de winkel schoon?
  • Is de omgeving van de winkel goed verzorgd met bijvoorbeeld plantenbakken, verlichting of ruime parkeerplaatsen?
  • Denk je dat de klanten de omgeving van de winkel als prettig ervaren?
  • Hoe kan de winkel zijn eigen winkelomgeving (nog) aantrekkelijker maken?
Buitenopdracht

Slide 5 - Tekstslide

Energizer: Wie is het?
  1. Spelleider neemt 1 persoon uit de klas in gedachten. 
  2. Iedereen uit de klas gaat staan.
  3. Om de beurt stelt iemand uit de klas een vraag aan de spelleider om er achter te komen wie de spelleider in gedachten heeft.

Voorbeeld: 
Heeft hij/zij een bril? Antwoord: Nee
Dan mag iedereen met een bril gaan zitten. 
Antwoord: Ja. Dan mag iedereen zonder bril gaan zitten.
Vervolgens komt de volgende vraag.



Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
Student kan uitleggen welke vier soorten logistieke bedrijven er zijn 
Student kan uitleggen wat grondstoffen zijn
Student kan uitleggen wat een goederenstroom is



Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 02
Wat is logistiek?

Slide 8 - Woordweb

Woordenboek
Logistiek = de beheersing van alle goederenstromen, personen- en dataverkeer, nodig om een bedrijf, organisatie of land te laten functioneren

Logistiek van A naar B verwijst naar het proces van het verplaatsen van goederen, informatie of diensten van een beginpunt (A) naar een eindpunt (B).

Slide 9 - Tekstslide

De Logistieke Sector
De logistieke sector houdt zich bezig met logistieke processen. 

Dit zijn processen die worden uitgevoerd om grondstoffen tot een eindproduct te verwerken en af te leveren bij de klant.

*Processen zijn activiteiten of handelingen die mensen en machines doen



Slide 10 - Tekstslide

Logistiek

Slide 11 - Tekstslide

Productiebedrijf (fabriek)

Een productiebedrijf verwerkt grondstoffen tot goederen. 

Een ander woord van productiebedrijf is fabriek.

Denk maar aan 'productief zijn' ;)

Slide 12 - Tekstslide

Productiebedrijf (voorbeeld)
In een productiebedrijf waar koekjes gemaakt worden werken veel machines geautomatiseerd. 

Aan het begin van de productielijn worden grondstoffen toegevoegd.

Aan het eind van de productielijn zijn de koekjes gemaakt.

Er moeten voldoende grondstoffen worden aangevuld om de machines te laten draaien

De koekje moeten ook worden verpakt en opgeslagen.

Slide 13 - Tekstslide

Transportbedrijf
Een transportbedrijf zorgt voor het transporteren van goederen of personen.

Transporteren betekent vervoeren.

Transportbedrijven kunnen bedrijven zijn die goederen van een fabriek naar een distributiecentrum brengen of bedrijven die goederen van de winkel naar de klant brengen.

PostNL is een transportbedrijf dat zowel grote als kleine hoeveelheden transporteert.

Slide 14 - Tekstslide

Distributiecentrum
Een distributiecentrum is een groot magazijn voor winkels.

Hier worden goederen ontvangen, opgeslagen en verzonden.
Een distributiecentrum heeft grote voorraden.

 Als een winkel nieuwe voorraad nodig heeft wordt dat vanuit het distributiecentrum geleverd.

Slide 15 - Tekstslide

Distributie?
Wat zegt het woordenboek?

Bezorging, verdeling & verspreiding

De verspreiding van een product of dienst van de producent naar de eindgebruiker.

Het brengen van goederen van producent naar consument.



Slide 16 - Tekstslide

Locatie distributiecentrum
Een distributiecentrum ligt vaak aan een snelweg op een centrale plek. 

Waarom denk je dat een distributiecentrum vaak aan een snelweg ligt op een centrale plaats?
Een distributiecentrum gelegen aan een snelweg is goed bereikbaar voor vrachtvervoer

Het is goedkope grond omdat er niet vaak huizen langs een snelweg gebouwd worden

Slide 17 - Tekstslide

Groothandel
Een groothandel is een grote winkel met veel voorraad die goederen verkoopt aan winkels, bedrijven of organisaties.

Voorbeeld
Een groothandel in groente en fruit verkoopt goederen aan groentewinkels, supermarkten en horecabedrijven.
De groothandel koopt grote partijen en verkoopt deze in kleine partijen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor een productiebedrijf?
A
Onderneming
B
Distributiecentra
C
Groothandel
D
Fabriek

Slide 19 - Quizvraag

Wat doet een transportbedrijf?
A
Goederen verkopen
B
Goederen vervoeren
C
Goederen invoeren
D
Goederen transporteren

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Bij welk soort bedrijf werkt de chauffeur?




Bij welk bedrijf werkt deze persoon?


Transportbedrijf
Groothandel

Slide 22 - Tekstslide

Bij wat voor soort bedrijf werkt deze persoon?




Bij wat voor soort bedrijf werkt deze persoon?
Productiebedrijf
Distributiecentrum

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachtenblad
Maak opdracht 01 t/m 09
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Goederenstroom
Bedrijven die zich bezighouden met logistieke processen werken vaak samen.

Deze bedrijven brengen grondstoffen en goederen van de ene plek naar de andere plek in de goederenstroom.

Een goederenstroom is het proces van productie van grondstoffen tot aan het verkopen van goederen.

Slide 25 - Tekstslide

Goederenstroom
De goederenstroom begint bij de oerproducent en eindigt bij de consument

Produceren = maken






Slide 26 - Tekstslide

Goederenstroom
De oerproducent is degene waar de grondstoffen worden verbouwd of het bedrijf dat de grondstoffen 'uit de grond haalt'

Slide 27 - Tekstslide

Van oerproducent naar consument
Van oerproducent naar consument

Slide 28 - Tekstslide

Video
Opdracht 14 
Video ‘Wat doet een logistiek medewerker’.

Bekijk en beluister de video goed tijdens de les. De video kan je ook terugkijken door de LessonUp link te gebruiken

Vul de antwoorden in tijdens de les en als dat te snel gaat kan je de video terugkijken door de link van LessonUp te gebruiken

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Video
Opdracht 17
Bekijk de video ‘Praktijkleren: Assistent Logistiek’ en beantwoord de vragen



Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Grondstoffen
Grondstoffen zijn materialen  om iets te maken of te fabriceren. 

Er zijn grondstoffen die in de natuur gevonden worden, zoals vruchtbare aarde, olie, gas, mineralen, hout graan, mais en andere gewassen.

De aanwezigheid van natuurlijke grondstoffen in een land is vaak bepalend voor de rijkdom. 

De OPEC-landen met hun veelal grote voorraden olie zijn hier een voorbeeld van.



Slide 35 - Tekstslide

Grondstoffen Schaarste
De laatste jaren blijkt dat grondstoffen steeds schaarser worden, bijvoorbeeld: 
  • (zoet) water,
  • zand
  • aardolie
  • aardgas
  • steenkool
  • metaalerts
  • graan

Schaars = 
in geringe hoeveelheden beschikbaar, zeldzaam, moeilijk verkrijgbaar

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Kaart

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Opdrachtenblad
Maak opdracht 10 t/m 20

Ben je klaar met opdracht 10 t/m 20? Dan kan je samen met 2 klasgenoten starten aan opdracht 21

Instructie
1. Docent maakt groepjes van 3 studenten
2. Zoek de begrippen en de betekenis bij elkaar
3. Laat het resultaat controleren door je docent
4. Is het goed? Maak dan een foto van het resultaat en stuur deze via Teams naar je docent.




timer
15:00

Slide 40 - Tekstslide

Antwoorden bespreken

Slide 41 - Tekstslide

Wat ging er goed deze les en wat kan er beter?

Slide 42 - Woordweb

Slide 43 - Tekstslide